Een werkend bestaan

Ik ben bezig met een marketing plan om 30.000 bouwpakketten van de Isaaks Kathedraal te slijten. Wie doet er tegenwoordig nog aan modelbouwen vraag ik me vertwijfeld af en kijk op mijn horloge. Het loopt tegen zessen, ik vlucht het theater uit, want ik heb een afspraak om twintig voor zeven met Andrej bij metro Froesenskaja.

Het waait en het begint te miezeren, ik trek mijn regenjack aan en knoop de capuchon dicht. In het park is het op twee rolschaatsers na uitgestorven. Na de serene rust van Jelagin is de metro zo ongeveer de hel. Precies op tijd kom ik aan, ik kijk wat rond op straat, maar zie nergens Andrej's donker blauwe Lada. Als ik hem bel zegt hij dat ik vijfentwintig meter verder moet lopen. Het is ongeveer vijfhonderd meter vanaf de metro naar zijn huis, maar door de drukte doen we er zeker twintig minuten over. Bij hem thuis proberen tevergeefs prints te maken van onderdelen die hij in Nederland wil bestellen voor zijn KIA die nu alweer anderhalve maand op non actief staat. Rond negenen zet Andrej me thuis af en rijdt verder richting zijn datsja.

Thuis warm ik het eten op, doe de afwas en help Natasha met Vera. Daarna moedig ik Kolja aan om zijn schoolspullen in zijn rugzak te doen, zijn tanden te poetsen en z'n pyjama aan te trekken. Om halfelf zijn we helemaal vrij, extra vroeg omdat we niet naar Natasha's moeder hoeven. In bed pak ik een boek van Bob den Uyl en lees een paar pagina's. Rainman is op tv hoor ik Natasha nog zeggen.

Tien over zeven gaat de wekker, ik strompel naar de keuken en giet een kopje mineraalwater (bruisend) in de waterkoker. Ik trek iedere morgen een kwartiertje uit om tot mezelf te komen voordat ik Kolja wek. De kat spint eerst en klaagt dan, omdat ik niets voor hem te eten heb, uiteindelijk snij ik een aardappel in partjes. Hij vindt het nog lekker ook, vooral de stukjes schil met aarde.

Het bad loopt al vol als ik Kolja met zachte hand wakker schud. Terwijl hij zich wast maak ik pap voor hem, smeer mijn boterhammen en zoek mijn zaakjes bij elkaar. Als hij aan zijn ontbijt zit, stap ik zelf nog even gauw in bad. Het is te vandaag te kil voor een t-shirt en een colbert, als extra bescherming trek een gekreukeld maar schoon lichtblauw overhemd aan, met een dichtgeknoopt colbertje valt dat niet zo op.

Om kwart over acht sluiten we het huis af en kijken even of bij grootmoeder alles in orde is. Rond halfnegen arriveren we bij de bushalte en nemen Marsroutka 3 tot aan het stoplicht op Moskovski Prospekt. Het laatste stukje naar school wandelen we door een parkje. Onderweg probeer ik Engels met Kolja te spreken, dit schooljaar krijgt hij tenslotte Engelse les. Kolja heeft er nooit veel zin in als ik hem iets probeer bij te brengen, halverwege vraagt hij me waarom ik steeds woorden gebruik die hij nog niet kent. Om je ze te leren sputter ik tegen.

Als Kolja de garderobe ingerend is babbel ik wat met de 'agranik' en een vader van een klasgenootje van Kolja. September schijnt de ergste maand voor de kinderen te zijn, na drie maanden vakantie worden ze ineens weer in een keurslijf gedwongen. Gisterenavond zat Kolja tot halftien uur aan zijn huiswerk, niet dat hij zo heel veel moest doen, maar hij kon zijn aandacht er geen moment bijhouden.

Vervolgens haast ik me naar de metro, het geduw en getrek begint weer. Een half uur later wandel ik metro Krestovski uit, het regent. In het park houden alleen wat zwerfhonden mij gezelschap. Om kwart voor tien loop ik het theater binnen en stel mezelf de Uyliaanse vraag: waarom doe ik dit eigenlijk allemaal?