De nieuwjaarswandeling

Het is een goed gebruik in Rusland om je familie, vrienden en kennissen op 31 december te bellen en alvast het beste te wensen voor het volgende jaar. Ben ik gauw klaar dus. De hele dag door neem ik de telefoon op en spreek allerlei mensen, die wel weten wie ik ben, maar niet omgekeerd. De meeste bellers hebben ook de onhebbelijke gewoonte om, zonder zich voor te stellen, direct van wal te steken. Dit leidt soms tot pijnlijke misverstanden, zo leef ik een tijdje in de veronderstelling met de ex-vrouw van Dima te spreken, terwijl ik zijn huidige vrouw aan de lijn heb, die ons uitgenodigd heeft om oudejaarsavond bij haar thuis door te brengen.

Gelukkig belt Igor na een tijdje, hij stelt voor om in het nieuwe jaar zijn ouders en zijn zoontje Gjeb in Puskin te bezoeken. Op 2 januari hebben Kolja en ik met Igor op metrostation Moskovskaja afgesproken, daar vandaan vertrekken de diverse Taxibusjes. Vorig jaar was het nog goedkoper om met de trein reizen, want toen kostte een ritje 20 roebel. Tegenwoordig kan je, in het land waar de prijzen immer stijgen, voor zowel 15 (met Marsroutka 286) als 10 roebel (met Marsroutka 347 a) naar Puskin.

Het is een mooie rit: eerst de stad uit langs het vliegveld, daarna een provinciale weg door de weilanden van Sjoesari en vervolgens een rondje door Puskin (volgens de wegbewijzering) via het station naar het Alexandrovski park en Jekaterinisjki park. Puskin, uiteraard vernoemd naar Rusland's grootste dichter, die er op het lyceum zat, is een middelgroot, historisch en groen stadje. Igor's ouders wonen in een twee-kamerappartement op de tweede etage, op een steenworp afstand van de paleizen en de tuinen. In het beschermde centrum mag niet hoger gebouwd worden dan drie verdiepingen. Een verademing ten opzichte van de prefab hoogbouw in de buitenwijken van Petersburg.

Met zijn zessen maken we een wandeling door de tuinen van het Paleis. Voor de Amberkamer staat een rij van meer dan tweehonderd wachtenden. We steken de immense bevroren parkvijver over. Het is onbewolkt en het vriest een graad vijftien, zestien. Behalve ik, schijnt niemand enige last van de kou te ondervinden. Kolja en Gleb glijden met een noodgang op hun sleetje van de heuvel af, Igor en zijn ouders zijn geboren en getogen in Novosibirsk, dus die kunnen ook wel wat verdragen. Hoewel ik een pet, wollen handschoenen, een winterjas, een wollen tui, een t-shirt, Wit-Russisch thermos ondergoed en gevoerde winterschoenen draag, heb ik het steenkoud. Ik ben namelijk vergeten om een tweede paar sokken aan te trekken. Het kleine beetje Indonesische bloed dat door mijn aderen stroomt is klaarblijkelijk naar beneden gezakt. Na anderhalf uur gaan we naar de woning van Igor's ouders om ons op te warmen.