Een man alleen krijgt op zijn kop

Maandagavond kom ik moe maar hoopvol thuis. In de gang komt me een heerlijke etensdamp tegemoet; Natasha, Kolja en Vera zijn een dagje in de stad. Vera moet namelijk ingeënt worden. Wanneer ik de voordeur open springt Kolja in mijn armen.

Natasha staat met haar armen over elkaar te wachten en kijkt me streng aan, ik voel de bui al hangen. 'Had je niet even kunnen schoonmaken voordat we kwamen, het is hier echt een vrijgezellenjanboel'.

Ik weet dat ze gelijk heeft. De vloer heb ik al drie weken niet gedweild, dikke lagen etensrechten zijn op de kookplaat aangekoekt, de schone was heb ik vanochtend op Kolja's bed gesmeten.

'Maar ik heb gisteren de plee schoongemaakt en het beddengoed vervangen', werp ik tegen. Ik heb ook de vuilnisbak geleegd en de lege bierflessen weggegooid, maar daar begin ik maar niet over.

Natasha mokt nog een beetje en verbaast zich erover dat ik elke zaterdag de vloeren in de datsja dweil en dan in de stad in zo'n rotzooi leef. Ik probeer haar wijs te maken dat het juist een goed teken is dat ik verloeder als ik alleen ben.

'Dus ik moet dit als compliment opvatten, probeer nou niet slim te zijn'.