Op zoek

Vrijdag 19 november is het een mooie zonnige winterdag. Om kwart voor drie heb ik mijn businessplan ingeleverd. Het is ongeveer een uur reizen naar kantoor, ik besluit om mezelf dan maar op een vroeg weekend te trakteren. Ik ben een beetje licht in mijn hoofd, wat ik af wilde maken heb ik gedaan, en geniet van het vooruitzicht dat Kolja blij zal zijn met mijn vroege thuiskomst. Ter hoogte van hotel Pulkovskaja gaat mijn mobiele telefoon. Het is Natasha, dan is het even stil. 'Mijn moeder is overleden', brengt ze met heel veel moeite uit. 'Ik ben er zo', roep ik, 'ik zit in de Marsroutka'. Twee haltes verder stap ik uit, zal ik bier kopen, denk ik, nee, ik wil zo snel mogelijk bij Natasha zijn. Ik sprint naar huis. Wat een onzin denk ik, om te rennen, ze is toch dood. Het is de energie die een weg naar buiten zoekt.

De auto's van Dima en Anja staan er al. Ik ga eerst ons eigen appartement binnen. Kolja staat me op te wachten en vraagt of ik al wist dat oma voor altijd weggegaan is. Hij past op Vera terwijl Natasha in het huis ernaast zit. Ik knik ja, schop mijn schoenen uit en ga naar het huis van zijn grootmoeder. In de keuken tref ik Natasha, Dima, Anja, de thuishulp en het ambulance personeel. De papieren moeten ingevuld worden en het verzekeringsbewijs is zoek. Niemand weet precies hoe oud ze was. 'Vijfenzeventig', roep ik.

Na een tijdje gaan Natasha en ik naar de woonkamer, haar moeder ligt in een laken gewikkeld op de grond naast haar bed. Ik trek het doek een beetje weg en streel haar wang, ze is nog warm. Eigenlijk lijkt ze helemaal niet dood, alleen haar gezicht is anders. Net als bij mijn moeder heb ik het gevoel dat zij het is niet is, maar een slecht gelukt afgietsel. Ik ga chips en bier kopen. Als ik terugkom is het lichaam weggehaald. De slaapkamer is ineens geweldig leeg, op de grond liggen een paar verbanden, haar deken ligt als een prop op het bed.

Al maanden hielden we er rekening mee dat ze ons zou verlaten, talloze keren als ik de deur opende, dacht ik haar in ruste aan te treffen. De afgelopen week was ik er twee keer bijna van overtuigd dat ze heengegaan was. Ze maakte geen geluid en lag ogenschijnlijk stil en plotseling hoorde ik dat ze gewoon ademhaalde. Maar niet vandaag, op deze prachtige dag. Het is toch nog onverwachts gebeurd.

's Avonds laat gaan Natasha en ik terug naar het appartement van haar moeder. Natasha steekt een kaarsje aan voor het icoon. We praten eindeloos en slaan een aardige hoeveelheid Siberiski Korona naar binnen. We zijn in de ruimte waar Natasha's moeder de laatste zeven maanden van haar leven heeft doorgebracht. Het lijkt op dit moment de meest geschikte plek om te vertoeven. Toen mijn moeder overleden was ging ik dikwijls, veel vaker dan werkelijk nodig, naar haar huis. Ik snuffelde wat in haar spullen, bladerde door de boeken die zij gelezen had, of zat gewoon in haar stoel naar haar LP's te luisteren. 'Je was toen op zoek naar haar', zegt Natasha, 'dat ben ik nu ook'.