De eerste vakantieweek

Na twee maanden op kantoor gewerkt te hebben heb ik de gelegenheid om twee weken onbetaald verlof te nemen.

Viritsa wordt steeds verder opgeknapt, vorig jaar heeft de sluis een verfje gehad, de hoofdweg (de gemeenschappelijke straat) en enkele andere belangrijke wegen zijn opnieuw geasfalteerd en er verrijzen steeds meer winkels in het centrum dat aan beide zijde van het spoor ligt. Sinds kort kan je er kopiëren, shoarma eten, geld pinnen, alleen een internet café ontbreekt nog. Vroeger loonde het nog de moeite om een keer per week een rugzak met boodschappen uit de stad aan te slepen. Tegenwoordig is vrijwel alles verkrijgbaar en de prijsverschillen zijn aanmerkelijk kleiner geworden. Brood, boter, melk, eieren en kip zijn hier zelfs goedkoper dan in de stad. Hierdoor hoef ik alleen nog maar vuile en schone kleding te transporteren.

Vera is nu ruim drie maanden oud en het lijkt wel of ze twee keer zo groot is geworden als toen ze geboren werd. Zodra de zon schijnt leggen we Vera in haar reiswieg in het gras tegenover de bloeiende flocksen. In vergelijking met Kolja is ze erg rustig en serieus, na een maand sliep ze de nacht al door. Na drie weken schonk ze ons haar eerste glimlach. Inmiddels praat ze volop in haar eigen babytaaltje en kan ze je minuten lang aankijken. Iedere dag vraag ik Natasha hoe Kolja was toen hij zo klein was. Vergeet nooit dat je bijna alles weer vergeet.

Kolja is sterk veranderd na de geboorte van zijn zusje. Als ik in de stad vertoef haalt hij zelf hout uit de schuur voor de kachel en haalt de boodschappen, als hij ziet dat Vera een vuile luier heeft verwisselt hij die. Hij is veel zelfstandiger dan ik dacht.

Vaak overvalt de gedachte me: laat de tijd maar bevriezen, het leven is erg mooi zo. Überhaupt heb ik het gevoel dat de jaren in Rusland een soort omgekeerde tropenjaren zijn, er gebeurt heel veel, maar de tijd lijkt langzamer te verstrijken dan in Nederland. Ik ben nu bijna drie jaar geleden vertrokken, maar het voelt als of ik hier al een decennium bivakkeer. In de loop der tijd ben ik me veel meer bewust geworden van de goede kanten van Nederland, het sociale systeem, de luxe, de opgeruimdheid, de financiële rust.  Hier is het gewoon bikkelen om te overleven. Zelfs tijdens de twee jaar dat ik een uitkering in Nederland genoot had ik het breder. Een krakkemikkerige vergelijking, want toen had ik geen gezin en een datsja, ik leefde gewoon voor mezelf.

De angst voor de armoede is groter dan de armoede zelf schreef Orwell (zo ongeveer) in 'Down and out in Paris and London'. Hij heeft ongetwijfeld gelijk, gelukkig heb ik alleen de vrees leren kennen, dat was een deprimerende ervaring.

 

Zondagavond tegen zessen komt Katja's vader ons waarschuwen, Ton en Katja zijn gearriveerd. Voor het eerst sinds anderhalf jaar zie Ton weer. Onze intensieve emailrelatie werd enkele maanden geleden abrupt beëindigd toen zijn computer letterlijk begon te roken. In de vijfde klas van de Evert Kuilema school hebben we elkaar leren kennen. Pas in de brugklas van het Caland werden we vrienden. Iedere dag fietsten we met een groepje via de Wilhelminastraat, het Bonfut, de hoge Limiet naar Hillegersberg.

Kolja is welhaast net zo blij als ik. Ton is zijn favoriete oom en symbool voor de onbezorgde kinderjaren in Nederland. Vrijwel wel ieder weekend kwam hij op bezoek en iedere dinsdag gingen we met z'n vieren met de tram naar het Marconiplein en liepen dan naar Zwembad West in Spangen. De basis zal toen wel gelegd zijn, want Kolja zwemt al een paar zomers moeiteloos in het datsjariviertje.

Woensdagochtend zie ik dat het putdeurtje openstaat. Vreemd, want ik sluit hem altijd af. Half slaperig, half verward dringt het tot me door dat we nachtelijk bezoek hebben gehad. De pomp is ontvreemd, ik loop naar de schuur en zie tot mijn teleurstelling dat Kolja's nieuwe fiets ook gestolen is. Natasha's fiets staat gewoon op z'n plek. Ik kijk naar het huis en zie Kolja in z'n pyjama op de trap staan. Hoe moet ik hem dit in hemelsnaam vertellen? Naderhand zal blijken dat de dieven via Andrej's tuin gekomen zijn, zijn elektrische pomp is ook weg. Even later ga ik met hem naar het politiebureau en doe aangifte.

Zaterdagmiddag arriveren Bjorn en Sveta. De volgende ochtend word ik door Kolja gewekt. Hij vraagt me waarom de keukenramen wagenwijd openstaan. Ik kan mijn ogen nauwelijks geloven. Met de bijl ('geleend' van Andrej) zijn beide raampjes opengebroken. Onze mobiele telefoons, die op het buffet lagen, zijn gestolen, ook de nieuwe bijl kan ik in de schuur niet terugvinden. Moedeloos kom ik tot de volgende optelsom: een nieuwe kinderfiets, een elektrische pomp die pas een jaar oud is, een oude mobiele telefoon en een mobieltje dat we twee maanden terug aangeschaft hadden. Een nieuwe bijl en een gebroken ruit. Ik kom tot de slotsom dat ik deze zomer voor niets gewerkt heb. Het leek er op dat we de zaak aardig op de rails gekregen hadden.

Na een vluchtig ontbijt fietsen Kolja en ik naar het politiebureau. Terwijl ik normaal gesproken toch tamelijk onkritisch tegenover Rusland sta, ik ben hier tenslotte een gast, kan ik me dit keer niet inhouden. Op het pleintje voor het kantoor zie ik het volgende tafereel:
Een agent zit in alle rust te ontbijten. Vier collega's hangen half liggend uit een dienstwagen, roken sigaretten en luisteren naar keiharde house. Zonnebrillen, alles er op en er aan.

Binnen blijkt het al niet veel hoopgevender, twee dienders zijn enthousiast bezig een pistool uit elkaar te halen, een agent in burger telefoneert met zijn vrouw. Na enige tijd neemt de wachtcommandant de moeite om me te woord te staan, 'ga een minuutje of twintig wandelen, we hebben het nu te druk'.

Braaf meld ik me twintig minuten later weer. Vervolgens sta ik veertig minuten te wachten en krijg dan te horen: 'kom morgen maar terug, ik heb geen manschappen tot mijn beschikking'. Verbluft verlaat ik het gebouw, de agenten recreëren nog steeds in hun automobiel.

Als ik Kolja verslag uitbreng van wat me overkomen is, roept hij uit dat dit geen militisi is maar 'speelgoed politie', wat een hele zware aantijging is. Je kan hier rustig een bordje ophangen misdaad loont verzucht ik.

Onderweg zie ik de vuilnisbelten -sinds mei worden de vuilcontainers zonder aankondiging niet meer geleegd door de plaatselijke Roteb- en kan het niet nalaten om op te merken dat ze zeker ook met personeelstekorten te kampen hebben.

Bij terugkomst blijkt dat onze bijl niet gestolen is, ik had hem gisteren in de voortuin laten slingeren toen ik een perkje aan het maken was. Toch een kleine opsteker. Even later komt Bjorn terug, hij heeft een nieuwe bijl voor me gekocht.

's Avonds koel ik mijn woede op de boomstammen en bedenk dan dat al die negatieve gedachten toch nergens toe leiden.