De oude winkel

Het is vrijdagochtend 9 april, zoals iedere doordeweekse dag breng 's ochtends Kolja naar school. We zijn aan de vroege kant, het is kwart over acht, we lopen door het braakliggende veld naar de bushalte. Ik kijk naar rechts en zie in de verte de resten van de oude houten winkel. Nu begrijp ik waar de brandlucht gisterennacht vandaan kwam. Ik besluit niets tegen de slaperige Kolja te zeggen.

Op de terugweg loop ik wat dichter langs de uitgebrande barak, die plaats bood aan een speelgoed- en kledingwinkel, een drogist, een kruidenier/broodwinkel, een viswinkel, een snoeptoonbank en een slager, alleen het statiegeldloket dat er later bijgebouwd was staat nog overeind. De helft van het dak is ingestort, een scherpe stukje muur staat, als een slecht onderhouden gebit, overeind. De toonbank van de slagerij is nog enigszins herkenbaar, een windvlaagje neemt wat geruite blaadjes van halfvergane schoolschriftjes mee naar buiten. Gisteren was ik er nog even naar binnen gelopen om een pak melk te kopen. Hoeveel mensen zijn vannacht hun werk kwijtgeraakt? De oude winkel stond er sinds mensenheugenis, als herkenningspunt van de buurt, lelijk te zijn, lang voordat de identieke witte kioskjes rondom de bushalte verschenen.