De late winter

Half november en het is nog steeds Hollands weer. Het is warm, maar liefst zeven graden, windkracht drie en het regent, motregent of stortregent, af en toe prikt een zonnestraal door de grijze massa heen. De straten liggen vol met drek, de gaten in het wegdek zijn volgelopen met blubber.

Dinsdagochtend is de straat bedekt met een flinterdun laagje ijs. Net als ik over de brug naar het eiland ben gelopen valt er natte sneeuw uit de hemel. Wat later op de dag valt er echte sneeuw. Op weg naar school is het in de metro gigantisch druk, na afloop ga ik met de marsroutka naar huis, er is juist heel weinig autoverkeer.

De volgende ochtend is het meteen al min acht. Op aanraden van Kolja heb ik mijn Belarussische thermosondergoed aangetrokken. In de maxibus krijg ik ruzie met hem, omdat hij al op mijn schoot wil gaan zitten, terwijl ik mijn portemonnaie nog te voorschijn moet toveren uit de binnenzak van mijn colbert. Nadat we bij het verkeerslicht op de Moskovski zijn uitgestapt blijkt dat ik mijn handschoenen in de wagen heb laten liggen. Ik draai me om en zie nog net de achterlichten verdwijnen. Daar gaan mijn wollen handschoenen, die ik twee weken geleden van Natasha had gekregen. 'Je had me ook niet op moeten jagen' verwijt ik Kolja. Als ik zie hoe schuldig hij zich voelt krijg ik direct spijt, hij kan er niets aan doen dat ik niet oplette.

Na wat verzoenende woorden neem ik, bij de deur van het schoolgebouw, afscheid van Kolja. Op weg naar de metro, in de Altajskistraat, loop ik de voormalige bewaker tegen het lijf. Hij heeft een maand geleden de school verlaten, omdat hij veel te weinig betaald kreeg, vandaag begint hij bij zijn nieuwe werkgever op de Lensovieta, ongeveer drie minuten van zijn huis.

De drukte in de metro is nu helemaal verschrikkelijk. Heel veel Russen laten hun auto thuis in de winter en stappen over op het openbaar vervoer. Ik zou het eerder omgekeerd doen. Vijftien meter buiten station Krestovksi voel ik ineens dat mijn benen wegglijden, ik glij een beetje schuin naar voren, net of dat ik sliding wil maken. Als ik opgekrabbeld ben kijk ik naar de spiegelgladde ijslaag die mijn val veroorzaakte. Ik moet er nog even aan wennen: de winter is aangebroken.