Uit de winterslaap

Een maand eerder dan de voorafgaande jaren gebruikelijk was, zijn we naar de datsja gereisd om daar het eerste lange weekend van het jaar door te brengen. Kolja heeft een weekje vakantie en de verzekering van de datsja moet betaald worden. 26 maart ligt er in Viritsa, in tegenstelling tot de stad, nog een flink pak sneeuw. In de tuin ligt het halve meter hoog, zodat ik eerst het hek moet uitgraven. Kolja klimt direct over het hek en springt in de ijsbergen. Bosja verdwijnt bibberend onder het huis. Uit de prachtige witte vlakte steken wat uitgedroogde bessen en bramenstuiken, een wonderbaarlijk contrast, slechts aan de voorzijde van het huis is een smal strookje grond ijsvrij.

De thermometer geeft aan dat het drie graden is in huis, alles is vochtig. Ik brand een paar tv panorama's, totdat de schoorsteen voldoende trekt en vul dan de kachel met berkenhout. Vervolgens ga ik naar de houtschuur om extra brandhout te halen. Onderweg zak ik tot en met mijn enkels weg in de smeltende ijsmassa.

Met een houten, enigszins bolvormige schep, maak ik enkele looppaden in de tuin. Allereerst een pad van de voordeur naar het toegangshek, vervolgens een lange route die via de waterput naar het toilet loopt, met een afslag naar de houtschuur. Het is een inspannend karwei, omdat de bovenste sneeuwlaag door de dooi waterig en zwaar is geworden. De onderste ijslaag is zo hard geworden dat hij los geschraapt moet worden. Na een paar uur heb ik het werk voltooid.

Om halfzes zijn we helemaal ingekwartierd. Bestek, borden, pannen, kortom alles wat we nodig hebben heb ik van zolder gehaald, er is water in huis, de televisie, kookstel, de elektrische kachel en kookpitje heb ik bij de buurvrouw opgehaald. We eten een bord Gartjo, sterk gekruide Georgische soep en zelfbereide kool-, kaas- en worstenbroodjes. In de keuken is het inmiddels zeventien graden.

Om halfacht 's ochtends worden we wakker van de kou. Ik kleed me aan en ga naar de keuken. In de keuken is het nog maar elf graden, buiten vriest het vijf graden. Ik steek de haard aan en ga hout halen. Ik wilde altijd al een paar dagen in de winter in de datsja door brengen bedenk ik onderweg naar de schuur. Toch goed dat ik gisteren de paden gegraven heb, want nu is het onmogelijk. Aan het sneeuwruimen heb ik spierpijn in mijn onderarmen overgehouden, het is geen onprettig gevoel, eindelijk ben ik uit de stadse winterslaap ontwaakt.

Enige tijd later dringt tot me door dat ik helaas terug naar de stad moet, Andrej vertrekt vandaag naar Moskou en heeft de sleutel van het huis in zijn bezit. Om vijf over elf zit ik in de trein, de allereerste venter verkoopt ijsjes. Ter hoogte van Kabralova, de zesde halte vanaf Viritsa, ligt de sneeuwgrens, hier eindigen de bossen en beginnen de kale landbouwgronden.

   

uit de winterslaap