Kleine blessures en de terugkeer van de huisman

De herfstgriep leek dit jaar volkomen langs me heen te gaan, in de regel word ik ziek als iedereen weer beter is. Ik snotterde wat voort tot aan vrijdag 4 november. Donderdagavond gaf ik mijn laatste les en maakte me op voor een lang en vooral rustig weekend i.v.m. een nieuwe feestdag (voorheen de oktoberrevolutie). Tijdens deze korte werkonderbreking ging het toch nog mis, al liep het anders dan ik verwacht had.

Natasha en buurvrouw Galja hadden het snode plan opgevat om tijdens de afwezigheid van Galja's echtgenoot Slava de gemeenschappelijke entrée op te knappen. Natasha stelde mij voor de keuze: of behangen en schilderen of op de kinderen passen, inkopen doen, koken etc. Ik hoefde er niet over na te denken. Na de boodschappen ging ik met Kolja en Vera naar de speelplaats, in tegenstelling tot andere dagen had ik geen enkele haast, met veel plezier stelde ik me voor dat Natasha en Galja nu een hopeloos oneffen gangmuur probeerden te beplakken.

Zaterdagavond laat belt de Galja plots aan, ze is lijkbleek en heeft een hele lage bloeddruk. Haar dochters zijn niet thuis en Slava is naar de Emiraten gevlogen. Natasha belt de ambulance, 'skora' (vlug, spoedig) die inderdaad heel snel arriveert. Als je het Russische gezondheidssysteem en het openbaar vervoer kruist met de inkomens en het (gebrek aan) bureaucratie in Nederland kom je een aardig eind in de buurt van de heilstaat, denk ik weleens.

Vervolgens verander ik zelf in rap tempo in een ruïne. Het begint met een ontstoken kies en een zere knie, dat gaat allemaal nog wel. Zondagnacht kan ik van de koppijn niet slapen, hoe ik ook draai het blijft pijnlijk, ook is mijn pols lelijk opgezwollen. Maandagochtend voel ik er niets voor om op te staan. 's Middags komt de dokter langs die op hardhandige wijze de pijntjes lokaliseert. Hij oordeelt dat ik een koutje op mijn achterhoofd heb opgelopen en dat mijn rechterpols ontstoken is, beide waarschijnlijk veroorzaakt door het werken in een veel te koude kamer. Het was vorige week 's morgens op kantoor niet meer dan een graad of 3-4, de verwarming was uitgeschakeld, omdat de leidingen in de straat verwisseld werden.

Flink pillen slikken en rust schrijft hij voor. Dat laatste klinkt me als muziek in de oren. De volgende dag is de hoofdpijn alweer over, maar met mijn rechterarm kan ik nog steeds vrijwel niets doen. Woensdag en donderdag haal ik Kolja van school, waarbij ik onderweg hevig lastig gevallen word door Vera, die keer op keer uit haar wagentje klautert. Het moet een mooi gezicht zijn geweest: een hinkende vader, met een slappe rechterarm die probeert zijn kind in de wagen te praten. Uiteindelijk - onderbegeleiding van enkele luid uitgesproken  Nederlandse vloeken - til ik haar met mijn pijnlijke arm op en duw haar terug op haar plek. Vera kijkt me even verbaasd aan en na vijf seconden staat ze alweer op haar matrasje.

Na een blessure moet je niet overhaast terugkomen, dus ik beperk me woensdag en donderdag tot de Engelse lessen, om de show compleet te maken schrijf ik (redelijk onleesbaar) met links op het bord, pas vrijdag laat ik me weer op kantoor zien. Zo slecht is het leven van een huisman nog niet.