Stadsleven 1

Als je een week in de datsja hebt doorgebracht ben je de stad vergeten, nadat ik uit de trein ben gestapt in Koepchina loop ik de metrohal in, het is zondagavond en niet bijzonder druk. Dat wil zeggen er staan geen rijen voor de toegangshekjes. In de metro kan ik gewoon zitten. Pas als ik bovengronds kom bij halte Moskovski schrik ik wakker: overal lawaai, mensen, het verkeer raast voorbij. Ineens sta ik midden in het stadsleven. Ik moet duidelijk wennen aan het tempo van de benauwde metropool. Mijn lichaam is in de stad, de rest is elders. Twee uurtjes geleden zag ik nog hoe de kraaien werden weggejaagd door de broedende vogels. Als er een vrachtauto door onze modderstraat rijdt hoor je hem ook echt.

Terwijl ik op de bus wacht begin ik een boodschappenlijstje te verzinnen. Het leidend principe is zo min mogelijk moeite en tijd in de winkels en in de keuken door te brengen. Ik koop een pak pilmenije, diepvriespatat, een stukje kaas, een fles water brood, een pond komkommers, een kilo appelen en een zak pennywafels.

Zodra ik binnen ben draai ik de warmwaterkraan open, het water is nog niet afgesloten, ik kan in elk geval vanavond een douche nemen. Het water ruikt naar chloor, goed dat ik een fles mineraal water gekocht heb. Ik leeg mijn propvolle rugzak, de inhoud bestond geheel en al uit vieze kleding en vul de wasmachine. Daarna zet ik de ramen open en geef ik de uitgedroogde planten water. Ik kijk op de klok,  het is halfnegen, ineens valt het me op hoe stil het is in huis.