Veertien vrije dagen - 7. De vuile was

Na acht dagen Viritsa voel ik voor het eerst weerzin als ik opsta. Niet zo zeer vanwege het tijdstip, het is reeds 8 voor tien, maar vanwege de dagvulling die ik gisteren voor mezelf heb bedacht: een  bezoekje aan de stad. Vroeger was zo'n 'terug naar de beschavingsreisje' een welkome afwisseling, even inkopen doen op de markt, een wasje draaien, een warm bad en een avondje doelloos zappen. De volgende ochtend keerde ik fris weder. Nu schijnt het me ridicuul om het landerige buitenleven voor de drukke, rusteloze metropool in te ruilen, enkel om de was te doen, want ik heb absoluut geen zin om er te overnachten.

Volgens het spoorboekje vertrekt de trein om 10.57, hetgeen net voldoende tijd overlaat om te ontbijten en de her en der verspreide kledingstukken te verzamelen. Kolja wil zoals altijd mee, wat hem betreft is onze nieuwe flat veel aantrekkelijker dan de datsja. Dat het er een troep van jewelste is deert hem niet, alles is nieuw en ongerept, terwijl het houten huisje in Viritsa alweer zo'n vijftig jaar oud en allesbehalve comfortabel is. Het gebrek aan luxe wordt ruimschoots geëgaliseerd door de overvloed aan werk heb ik hem weleens verteld. Ik kan niet zeggen dat hij onder de indruk van mijn woorden raakte. Ook kan hij kan niet wachten om de nieuwe supermarkt te betreden. Een maandje terug is in de straat van ons appartement een 'Pitjoritska' geopend. Volgens Kolja het summum - dit woord gebruikt hij niet, maar geeft zijn gedachte kernachtig weer - van de vooruitgang, voortaan hoeven we geen zes kioskjes af voor de inkopen. Ik heb hem maar niet verteld dat de kassadames en -meisjes van het grootwinkelbedrijf een stuk amicaler en beleefder zijn dan de gemiddelde kioskbeambte. Ze zijn vast allemaal op de dezelfde 'klantvriendelijke' cursus geweest.

Slechts met veel moeite weet ik Kolja te overtuigen dat er voor hem geen eer aan het bliksembezoek valt te behalen. Als er geen oponthoud optreedt zal ik rond half één op de plaats van bestemming komen, de machine aan zetten, onderwijl de vloeren dweilen, droge kleding in pakken en tenslotte de nieuwe was op hangen. Deze strikte planning laat geen ruimte voor een excursie naar de supermarkt.

Het enige wat me onderweg opvalt is dat het zulk mooi weer is, de stationnetjes zijn uitgestorven als in een film over het wilde westen, alleen de saloondeurtjes en paarden ontbreken. Van tijd tot tijd zie ik wat mensen op apegapen liggen langs de rivier. Indien je de auto's wegdenkt waan je je vijftig jaar terug.

Terwijl de wasmachine draait probeer ik het versleten vinyl in de gemeenschappelijke gang te schonen van verfklodders, latex voetafdrukken, cementvegen, zaagsel en lijmklonten, een hele reeks afscheidsgroeten van het gerenommeerde renovatieteam. Hoewel er binnenshuis voldoende werk is, word ik door een plotselinge blinde ambitie overmand, ik zal de buren eens wat laten zien. Aanvankelijk ga ik de vloer bescheiden met water en fairy (afwasmiddel) te lijf, na het uitblijven van enig resultaat overgiet ik het oppervlak met witte spiritus en weer later strooi ik er  wasmiddel over. Deze hevig geurende cocktail smeer ik uit met een borstel en een schuursponsje, na twee uur boenen ligt er een middelgrijze smurrie. Ik dweil het op en zie dat ik nooit een geen goede schoonmaker zal worden. Ten einde raad haal ik een behangmesje en een schroevendraaier te voorschijn, met dit instrumentarium boek ik langzaam resultaat, na drie uur schrapen en schuren krijgt de vloer hier daar haar originele kleur terug. Een mooi moment om ermee mee op te houden. Ik leeg de wasmachine en na enig afwegen besluit ik ook het natte goed in mijn bagage op te nemen, het vooruitzicht dat ik dan voorlopig niet naar de stad hoef weegt zwaarder dan het werkelijke gewicht.

Daar bus 11 juist aan komt rijden, is er een kleine kans dat ik de trein van 19.05 haal. Vanaf de bushalte op Kosmonautov ren ik met een hevig schuddende tas op mijn schouders naar station Prospekt Slavi, juist op tijd om in de wagon te springen. Uitgeput zak ik onderuit en poog wat aantekeningen te maken, na enkele minuten sluit ik mijn ogen en voel een lichte hoofdpijn opkomen.

Ter hoogte van Kabrolova schrik ik wakker. De hemel is dichtgetrokken, de stad ligt alweer 40 kilometer achter me. Het was een vruchteloos bezoek mijmer ik lusteloos, wat heb ik nu eigenlijk bereikt? Ik onderbreek mijn overpeinzingen, wellicht kan ik na het avondeten nog even met Vera naar het strandje.