De boete

Als ik met mijn hoofd al achter een bord patat met sla zit word ik bij metro Plosjed Lenina staande gehouden. Ik toon mijn fonkelnieuwe Nederlandse paspoort, mijn verblijfsvergunning is tenslotte al een week of drie verlopen, aan de agent. Hij bladert door het document, het is duidelijk dat hij er niets mee kan, want de visumpagina is onbevlekt. Intussen heb ik mijn 'spravka', een papiertje waarop staat dat mijn verblijfsvergunningsaanvraag in behandeling is, te voorschijn getoverd.

'Dit is een falsificatie', hij wappert met mijn papiertje, 'hier staat een straf (boete) op.'
'Hoezo', zeg ik enigszins verbouwereerd, 'ik heb niets vervalst.'
'Er staat geen stempel op', vervolgt hij, 'dit is een falsificatie.'
'Maar wel een handtekening van de inspecteur van de immigratiedienst', werp ik tegen.
'Nou en, iedereen kan wel een handtekening zetten.'
'Laten we de inspecteur even bellen, ik heb haar nummer', zeg ik, hoewel de kans erg klein is dat ze op dit moment aanwezig is.
'Niets daarvan, we gaan nu naar het bureau om een proces verbaal op te maken.'

Mijn verstand zegt je doet maar, ik heb niets verkeerds gedaan, maar tegelijkertijd besef ik dat ik geen held ben en dat ik sowieso bereid ben om de boete te betalen, als ik daarna maar met rustgelaten word.

'Wat nu?' vraag ik voorzichtig.
'U krijgt een boete van vierhonderd roebel, omdat uw papieren niet in orde zijn.'
'Ik heb het begrepen.'
'Wat heeft u begrepen?'

Ik voel dat ik het gesprek niet vlotjes verloopt, als het zo doorgaat zal hij zich toch genoodzaakt voelen om me naar het bureau te brengen en als wraak me daar uren laten wachten. Het is me duidelijk dat hij helemaal geen zin in papierwerk heeft, maar gewoon wat geld wil vangen, alleen dat kan hij juist weer niet openlijk zeggen. Hoe moet je nu iemand omkopen zonder het zo te noemen vraag ik me vertwijfeld af, soms is het leven in een ander land buitengewoon ingewikkeld. Ik probeer hem gerust te stellen.

'Okay, ik zal de boete betalen, zullen we naar het bureau gaan?'
'Je kunt het ook aan mij geven', zegt hij net wat te gretig.
Ik trek mijn portemonnee.
'Wat doet u nou, kom we gaan een beetje achteraf staan.'
Half verscholen achter een krantenkiosk overhandig ik vier briefjes van honderd, daar gaat mijn zuurverdiende lesgeld, dat ik gereserveerd had om nieuwe pantoffels voor Natasha te kopen. Hij frommelt de biljetten achteloos in zijn borstzakje, retourneert mijn pas en spravka en zegt op onderwijzende toon:  'ga morgenochtend direct naar de immigratiedienst om een stempeltje te halen, u kunt zo echt niet rondlopen, goedenavond.'

Nawoord

Onderweg naar huis zie ik overal controlerende politieagenten, plotsklaps voel ik me een illegaal die door de autoriteiten op de hielen wordt gezeten. De volgende middag om twee uur wordt mijn bewijsje gestempeld, pas dan begin ik me weer een beetje op mijn gemak te voelen.