Herfst of winter



De nul graden kreeg geen navolging, de volgende dagen was het nog kil, maar daarna keerde het ‘handen in jaszakkenweer’ terug. Veel regen en wind en elke dag was het weer een paar graden warmer. Op het laatst was het 16 graden, hetgeen ongewoon warm is voor eind oktober in Petersburg. Wat mij betreft kan het kortste seizoen niet lang genoeg duren, het betekent uitstel van de winter.

Als scholier had ik de pest aan dit gure weer, het leek wel of het altijd waaide en goot als ik vanaf de Rodenrijse weg naar Caland in Schiebroek fietste. Om de weg wat te veraangenamen sprintte ik pal na het Bonfut weg uit de kopgroep vol buitenlandse kopmannen. Menig keer heb ik door mijn terreinkennis Hinault, Van Impe en Zoetemelk verschalkt. Soepel gleed ik over de verraderlijke kasseien van de Hoge Limiet langs enkele ontsnapten, sneed het kruispunt af bij de Argonautenweg en reed een stukje tegen het verkeer in, waarmee ik de verbaasde koploper, (meestal Thurau) die zich wel aan de verkeersregels hield, dubbelde, en finishte glansrijk bij de fietsenrekken achter de gymzaal. De volstrekt onbekende debutant uit Berkel ZH legde met deze drieste en eigenlijk onmogelijke aanval de basis die achteraf voldoende bleek te zijn om de tour te winnen. Slechts één keer werd mijn sprong niet beloond, mijn pukkel schoot onder de snelbinders vandaan en belandde tot grote hilariteit van de andere fietsers in een modderplas. Terwijl ik met een rood hoofd mijn tas uit de smurrie bevrijdde scheurde mijn broer hatelijk toeterend op zijn brommer voorbij, die dag reed ik de koers anoniem in het peloton uit.

Maandagavond heeft de tandarts anderhalf uur gewerkt aan mijn ingestorte kies, die meer meer vulling dan omhulsel is. Vooralsnog is er geen kroon nodig. De ingreep verliep pijnloos, al was het wel een beetje langdurig, want Russische tandartsen laten zich niet opjagen. Opgetogen verlaat ik Med center dat vlakbij het Moskovski metro station gevestigd is. Als ik op straat kom blijkt de wereld tijdens mijn korte afwezigheid ingrijpend veranderd te zijn. Het moge dan pas 30 oktober zijn, de straten zijn wit en een ijzige bries vol natte sneeuwvlokken slaat in mijn nog half verdoofde gelaat, tegelijkertijd kruipt de kou op allerlei plaatsen mijn kleding binnen. De overmaat aan wit licht is verblindend, het duurt enkele seconden voordat ik het zicht terug heb. In een laag tempo sukkel ik naar de metro, daarbij kuilen en andere verdachte obstakels vermijdend. Toegegeven: het pleintje dat er op de heenweg nog tamelijk ontzield bijlag vanwege de opgegraven verwarmingspijpen oogt nu sprookjesachtig, maar ik was hier geestelijk nog niet op voorbereid. Bij de halte staat een halfgevulde marsroutka met beslagen ruiten te dampen, voor het eerst sinds weken maak ik er gebruik van.