Het judotoernooi



Na koud twee maanden judolessen neemt Kolja deel aan een toernooi. Zondagochtend om 8 uur is hij klaarwakker als ik binnenkom om hem te wekken. Tegen zoveel levenslust is mijn zelfmedelijden - zondag is mijn enige uitslaapdag - niet bestand. Hij wil niet ontbijten, omdat hij voor de wedstrijd gewogen moet worden, onverstoorbaar smeer ik een boterham en kook een eitje voor hem. Met een lege maag kan je niet vechten.

Iets voor halftien gaan we naar club Pulkovo dat schuin tegenover ligt. In de sportzaal zijn al zo'n honderd kinderen en evenveel volwassen aanwezig. Er staan twee rijen opgesteld - onvermijdelijk in Rusland - voor de inschrijftafels. Op goed geluk kies ik de kortste, als ik aan de beurt ben blijkt dat hier alleen kinderen die geboren zijn na 1996 terecht kunnen. Ik gebaar Kolja dat hij in de lange rij moet aansluiten. Na een half uur is hij aan de beurt, voordat hij op de weegschaal gaat staan werpt hij zijn sokken een zijn judopak naar me toe. Hij laat zijn Nederlandse geboorteakte zien en betaalt 80 roebel administratiekosten.

Ik loop ondertussen een rondje door de zaal. Over de judomat rollen een groot deel van de jonge judoka's. Ze zijn het wachten beu. Om halfelf lijkt er eindelijk wat schot in de zaak te komen, de hoofdscheidsrechter legt de regels uit, het probleem is dat hij nauwelijks boven de herrie uitkomt. Ik vang op dat er volgens Olympisch systeem gewerkt wordt, als je twee keer achtereen verliest ben je uitgeschakeld.

Al spoedig blijkt dat het er in de wedstrijden heel anders aan toe gaat dan op de les. Opgejaagd door trainers, gaan de knapen ontzettend fanatiek te keer. Niet zelden wordt een nederlaag gevolgd door tranen. Onverwachts ben ik de vergeten wereld van mijn jeugd binnengetreden, de adrenaline stroomt vliegensvlug door mijn aderen. Na vijf partijtjes hoor ik dat Kolja opgeroepen wordt. Ineens besef ik dat ik heel erg wil dat hij wint, zo graag zelfs dat er even niets belangrijkers schijnt te zijn. Ik moet hem, gelijk de andere ouders, luidkeels naar de overwinning schreeuwen. Na vijf seconden - een mooie worp dat dient gezegd te worden - is het voorbij, dit is lijden, dit doet verrotte veel pijn, langzaam voel ik mezelf door de vloer zakken. Kolja kijkt vragend mijn richting uit, ik poog mijn teleurstelling met een luchtig armgebaar te verdoezelen.

Na een tijdje haal ik Kolja bij de mat weg en geef hem wat te drinken. Hij is nauwelijks aangeslagen. Ik geef aanwijzingen en volsta met de opmerking dat zijn tegenstander al veel langer de sport bedrijft en probeer te verbergen dat ik een volgende afgang vrees. Tijdens het tweede potje weet ik van de zenuwen niet meer of ik moet staan of zitten, ik buig door mijn knieën, ga weer strak recht op staan, sla mijn handen voor mijn ogen en tuur tussen mijn vingers door, het is goed dat mijn zonderlinge gedrag niet wordt vastgelegd. Kolja houdt de volle drie minuten eervol stand. Na afloop ben ik volkomen uitgeput.