Tweede winter

Het is amper een week koud geweest, maar het leek wel wereldnieuws. In de journaals werden de saaie politieke feitjes afgeraffeld om meer tijd vrij te maken voor de records die gebroken werden. De zesde dag (maandag 23 januari) is het slechts nog min zeventien, de scholen zijn weer open. Op straat lijkt het ineens warm te zijn. Weldra zal de temperatuur doorstijgen tot boven het vriespunt. Ik ben trots dat ik de echte kou heb doorstaan.

's Ochtends op een behaaglijk kantoor begin ik te snotteren achter mijn laptop, gaandeweg krijg ik het afwisselend benauwd en lopen de koude rillingen over mijn rug, steeds frequenter stroomt het vocht mijn neus uit en mijn mond in.

In de middagpauze ga Kolja van school halen. Hij was zaterdag jarig en heeft getrakteerd, naar goed gebruik krijgt de jarige van elk klasgenootje een presentje. Als ik om halfdrie aankom staat hij ongeduldig op het schoolplein op me te wachten. "Waar bleef je nou, ik had je vanochtend toch gezegd dat school op maandag om kwart over twee uitgaat". Ik mompel iets dat het midden houdt tussen een excuus en zeur niet aan mijn kop.

Bij de bushalte besluit ik om met hem mee te gaan naar huis, ik voel dat ik koorts heb. Bij het uitstappen scheur ik een plastic tas, autootjes en soldaatjes vliegen door de bus. Ik kan mijn hoofd er niet goed bijhouden.

De gehele avond kijk ik bibberend naar de Africa nations cup. 's Nachts word ik diverse malen wakker van de kou. De volgende ochtend sta ik op en wek Kolja, na het ontbijt geef ik hem geld voor de bus en duik weer onder de wol. Buiten is het min twee, ik had niet moeten denken dat ik het gehaald had. De rest van de week blijf ik binnen: slapen, lezen en weer slapen. Het voordeel van koorts hebben is dat je, zonder je buitengewoon rot te voelen, nergens meer voor verantwoordelijk bent.

Maandag 30 januari hervat ik mijn werkzaamheden. Tot dinsdag is het mild, dan dalen de temperaturen weer: woensdag min 12, donderdag min 17, vrijdag min 22. Ik ben precies op tijd voor de tweede winter.