Baret



Je kan de maandag beter beginnen bedenk ik op de roltrap. Ik heb mijn boek niet in mijn tas gedaan, hetgeen inhoudt dat ik de ondergrondse verplaatsing meer bewust dan goed voor me is zal meemaken. Jaloers kijk ik naar medereizigers die wel van leesvoer zijn voorzien. Een sportblad, een detective, het gratis ochtendkrantje, een damestijdschrift, een cursus Engels. Ik duik mijn schrift op, maar na enig gezoek blijkt dat ik geen schrijfgerei bij me heb. Mijn buurman begint steeds meer op te schuiven, per ongeluk por ik in z’n zij.

Wat nu te doen, ik had de reis aangenaam kunnen opvullen door een stukje te schrijven. Ik neem me voor om 20 zinnen in mijn hoofd te prenten en ze direct op te pennen als ik op kantoor ben. Ik repeteer in mijn hoofd:
De metro is overal. De kou, de sneeuw en de gladheid hebben de mensen de auto uitgejaagd. Pas als het lente wordt zal de drukte en beetje afnemen. De raampjes in de wagon staan open, desondanks is het zeer benauwd. Ik knoop mijn jas open, berg mijn das op. Overal hangt de saaie reclame terwijl de gebruikelijke lijnenkaart ontbreekt. Er is een computer zonder dvd voor 150$ te koop, verder kan je op talloze manieren geld lenen of rijk worden. Ik heb trek in koffie, maar er is slechts thee op kantoor, wat heb ik een vreselijke slaap, dit wordt echt niks.

Wanneer ik mijn ogen weer open valt me een dame met een hoedje op. Ze zal begin of halverwege vijftig zijn, ze draagt een donkere bontjas en een bril met koperkleurig montuur, ook zij heeft moeite om niet in te dutten. Maar deze details doen er allemaal niet toe, alles draait om haar hoofdbedekking. De vorm van het object is lastig te beschrijven, het houdt het midden tussen de vertrouwde baret en heeft tegelijkertijd iets weg van een omgekeerde bonbondoos. Het is van albino konijnen of nepbont gemaakt, maar ook nu raak ik de kern niet. Het zijn de kastanje bruine sprieten, die als het ware door het witte gras heen groeien, die me uitermate boeien. Ze hebben namelijk dezelfde kleurspoeling als het kapsel van de draagster. Ik kan mijn ogen er niet vanaf houden, zou ze werkelijk gaten in haar hoedje hebben geboord en er dan met veel moeite lokken doorheen getrokken hebben. Wat een ontzettende klus moet dat iedere ochtend zijn. Ik wurm me naar de uitgang, omdat ik spoedig moet overstappen. Ik loop door het schaars verlichte tunneltje naar het andere perron en ineens schiet het me te binnen: ze droeg een witte baret met kastanjekleurige pauwenveren.