Hardop dromen



Anderhalf jaar geleden liepen Natasha en ik door de tuin. Het was prachtig voorjaarsweer, een aangename temperatuur en een hoopgevende lente zon, na de koude winter was het leven eindelijk weer begonnen en de zomer lag in het verschiet. Het kon kortom niet beter. Eén van ons tweeën opperde dat het buiten toch veel mooier was dan in de stad. Hier was er ruimte, heerste er stilte en voelde je onbedorven schoonheid, die je in de betonkluit nooit aan zult treffen.

Wat bood de metropool ons nu eigenlijk? Werk, school voor Kolja en winkels; het historische centrum, de prachtige musea en parken waren eigenlijk nauwelijks aan ons besteed. Naar de bioscoop, uit eten of naar de kroeg gingen we ook al zelden of nooit. Ik trok de parallel naar ons vertrek uit Holland, als je iets echt wilt dan kan het, was de strekking van mijn betoog. Er zat iets in, want we woonden hier toch al weer bijna 5 jaar. ‘Believe is all’ schreef Paul Weller ooit op de hoes van het afscheidsalbum van de Jam.

Hardop dromend zagen we ons nieuwe onderkomen gaandeweg voor ons verschijnen. Het gebouw was blijven staan, maar ingrijpend verbouwd en voorzien van allerlei stadse gemakken zoals lopend water, een boiler, een douche, een toilet en centrale verwarming. De bungalow was als volgt ingedeeld: beneden: entree op de oude plek (1), de rechterveranda (nu de speelkamer) was een half open balkon (2). De linkerhelft deed dienst als de garderobe (3) en de trap (4) naar zolder was gehandhaafd. Recht achter de ingang bevond zich een gangetje (5) van waar je alle verwarmde ruimtes kon bereiken. De linkerdeur gaf toegang tot de badkamer (6, momenteel de keuken), als je rechtdoor liep kwam je in de slaapkamer (7, onveranderd) uit en van daaruit kon je naar het washok en toilet (8, vroeger veranda). Als je in de gang de rechter deur koos kwam je in de woonkamer/keuken (9) terecht. Om deze ruimte te creëren was de muur tussen de twee vroegere slaapkamers uitgebroken. De aangrenzende veranda was tot bijkeuken (10) omgevormd. Op zolder hadden we nog 3 slaapkamers gepland één voor Kolja, één voor Vera en één voor de zomergasten.

Na enige tijd verschenen er toch wat oneffenheden in onze rimpelloze toekomst. Allereerst moesten Kolja en ik elke dag naar de stad reizen. De oplossing was simpel, er moest een auto komen, we dachten hierin te kunnen voorzien door ons appartement in de stad te verhuren. De volgende kopzorg was de financiering van de verbouwing. Na een vlugge berekening (dubbele ramen, open haard, geïsoleerde vloer, schoorsteen, verwarming, behang, schrootjes, linoleum, badkamer, keuken, meubilair, elektra, dak, trap, riolering, fundament, bouwmateriaal, arbeidsloon) kwamen we op een bedrag uit dat onze spaarpot nogal oversteeg. Hierop besloten we om het opknappen van de zolder op termijn te doen.

Nadien dook er weer een obstakel op, om een bouwvergunning te verkrijgen was een projectplan van een architect verplicht. Spoedig bleek dat dit document en de kosten voor het fundament zo hoog opliepen dat we het een en ander slechts konden bekostigen als we onze flat verkochten en tijdens de constructie woonruimte huurden. Hiermee viel de financiële bodem weg, we waren bij wijze van spreken al blut en dakloos voordat we begonnen. Een wurghypotheek (vanaf 15% rente) bood ook al geen uitkomst. We slikten de deceptie -geen nieuwe tijd tuinierende goeroes, maar gewoon een negentotvijvers in het land van steen- en besloten onze twee kamers tegen drie in te ruilen, hetgeen net bleek te kunnen.

Nu genieten we van onze twintig extra vierkante meters, vooral Vera is erg ingenomen met haar eigen kamertje. Echter, elke keer als we in de datsja zijn, denk ik: het had zo mooi kunnen zijn. De wens blijft bestaan, de kans dat het er echt van komt is niet groot, maar het is niet verboden te dromen, alleen al omdat dan even alle beperkingen wegvallen.

datsja