Graven



Natasha is bijzonder creatief als het gaat om het bedenken van verbeteringen in wat voor sfeer dan ook. Hoewel het meestal volkomen terechte ingrepen betreft, gruwel ik al bij elke overweging tot innovatie, daar ik meestal in de uitvoering ruim bedeeld word. Natasha merkte laatst op dat ze ook wel wist dat ze niet zo goed is in de executie van haar eigen plannen. Evenwel blijft de noodzaak bestaan. Een goede definitie van een complexe situatie, helaas maakt het er mijn lijden er niet minder op.

Deze zomer moet er een nieuw toilet in onze tuin komen. Ik heb het zo lang mogelijk geblokkeerd, maar zelfs ik dien toe te geven dat de staat te wensen overlaat. De laatste tijd begint het gebouwtje steeds heviger te schudden als je het betreedt. Deze instabiliteit wordt veroorzaakt door twee doorgerotte balken waarop het houten huisje steunt. Ergo ieder moment kan je in een diepe sanitaire afgrond verdwijnen. Geen prettig vooruitzicht.

Het mooie van de moderne tijd is dat je zelfs in Viritsa bouwmarkten hebt waar je kant en klare bouwpakketten kunt kopen. Tegen betaling wordt het materiaal bij je thuis afgeleverd en het gebouwtje wordt in een mum van tijd opgetrokken. Ik heb het geluk aan mijn zijde, totdat Natasha met Volodja in gesprek raakt. Volodja, die er om bekend staat dat hij alles altijd zelf doet, vertelt dat onze oplossing vier keer zoveel kost. Afgezien daarvan, merkt hij op, moet er sowieso eerst een kuil gegraven worden. Ik hem nooit echt gemogen, nu begrijp ik waarom.

Andrej (die tegenwoordig nooit meer iets zelf doet, maar net als Volodja een expert op elk denkbaar gebied is) laat even later zijn licht over deze penibele situatie schijnen: Het gat onder het toilet dient twee meter diep, één meter lang en één meter breed te zijn. We moeten gewoon een paar Tadzjieken op straat aanspreken, die doen het voor een habbekrats. Vroeger kon dat nog wel, maar deze zogenaamde ‘gastarbeiter’ (dit woord is in Rusland overgenomen) zijn allang niet meer goedkoop. In Rusland valt geen droog brood te verdienen als adviseur, het hele land puilt uit van de zelfbenoemde raadgevers bedenk ik mistroostig.

Gelukkig is spitten tamelijk simpel werk, dus dat ligt me wel. Ik kan, gelijk als tijdens de afwas, heerlijk wegdromen. Bovendien heb ik me voorgenomen door noeste arbeid van mijn bierbuikje af te komen. Wat er verder moet gebeuren zien we later wel, wellicht bouwen de kaboutertjes ’s nachts stiekem een toiletgebouwtje in de tuin.

De eerste dertig centimeter humus heb ik vlot voor elkaar, daarna wordt de grond steeds harder. Na verloop van tijd slaag ik er alleen nog maar in om de bovenste laag van het oppervlak te schrapen. Na een dag zweten ben ik 60 centimeter diep in de versteende grond geraakt, op deze manier gaat het wel erg lang duren. Bijzonder onprettig zijn de insectenbeten van de onschuldig ogende vliegjes. `s Avonds ben ik volledig kapot: ik heb rugpijn, spierpijn en een behoorlijke dosis zelfmedelijden. Ik acht het beter om van de drank af te blijven als ik morgen verder wil spitten. Moedeloos stel ik vast dat ik, wanneer ik in dit tempo doorwerk, over een dag of vijf klaar zal zijn. Niet veel later komt Natasha met een wel zeer verheugende mededeling: ze heeft een paar drankzuchtige lokale zwervers bereid gevonden om het karwei af te maken. Aanvankelijk voel ik me een beetje beledigd: wordt hier gesuggereerd dat ik het niet aan zou kunnen? Na deze korte oprisping maakt mijn eerzucht plaats voor een buitengewoon opgewekte stemming. Ik ben er vanaf en laten we eerlijk zijn, zo belangrijk is de principestrijd met de kuil nu ook weer niet.

De volgende dag verkeer ik in een betere conditie. Na een rustig ontbijt wacht ik op de werkploeg. Als tegen tienen er nog steeds niemand is verschenen haal ik de schep en de lom uit de schuur. Vrijwel direct geraak ik in een trance, de tot voor kort hopeloze opgave beschouw ik nu als een uitdaging. Ik had natuurlijk nooit serieus overwogen om te stoppen. Het was een vergissing van Natasha om uitzendkrachten te zoeken. Wederom is het ik of de kuil. Gestaag wordt het gat dieper. Met een lom woel ik de versteende grond los. Van tijd tot tijd werk ik de wanden bij, want het lijkt wel of de goot almaar smaller wordt. Na een dag hakken, woelen en scheppen constateer ik dat ik op 120 centimeter zit.

Halverwege de derde dag gebeurt er een wonder: onder de versteende laag ligt er terracotta kleurig rivierzand. Enthousiast schraap ik de randen bij, om wat ruimte te krijgen. Het is lastig om het zand weg te krijgen. Ik moet de schep boven mijn hoofd tillen zonder daarbij de wanden te raken. Aan het einde van de middag ben ik klaar: ik heb een bijna twee meter diep gat gegraven. Nu heb ik het recht om vermoeid te zijn. Rond etenstijd komt een drietal vagebonden langs: er moest toch een kuil gegraven worden?

gat