Van herfst naar winter



Na enkele weken Hollands herfstweer dient de winter zich voorzichtig aan. Het begon met een nachtvorstperiode: elke ochtend zagen we de bevroren grassprietjes en met een dun laagje ijs bedekte autoruiten. De paden waren blubberig en de wind wist van geen ophouden. Dat is opvallend, want het waait hier bijna nooit hard en zeker niet een paar dagen aan één stuk. Geleidelijk aan werd het kouder, de laatste bladeren vielen van de bomen en de weggetjes werden keihard. Sinds twee dagen valt er natte sneeuw, op het groen blijven de vlokken liggen, maar op het asfalt smelten ze vrijwel meteen weg. Vandaag gleed ik enkele keren bijna uit tijdens mijn tocht over de klinkerweg in het Alexandriapark. Na enig koorddansen hield ik het voor gezien en ploeterde door de mulle berm verder.

Halverwege de groenvoorziening ligt het Baltiski dom, een kindertheater. Aflopen zondag hebben Kolja en ik een prachtige vertolking van ‘de kleine Prins’ bijgewoond. De acteurs en actrices spraken erg duidelijk, zodat ik het heel goed kon volgen. Vlak voor aanvang van het spektakel werd maar liefst 3 keer omgeroepen dat eenieder zijn of haar mobieltje diende uit te zetten. Ik heb slechts één overtreding waargenomen (een volwassen mevrouw nota bene die hinderlijk flitste), hetgeen bijzonder weinig is, aangezien Russen het heerlijk vinden om de geboden te overtreden. In de pauze werden de draagbare babbeldoosjes meteen weer te voorschijn getoverd, niet zozeer omdat er dringend gebeld moest worden maar om een spelletje te spelen, te smsen of om gewoon maar wat knopjes in te drukken. De mobiele telefoon heeft zo langzamerhand de plek van de sigaret ingenomen.

Ik verlaat het plantsoen en sluit me, in de hoop vlot over te kunnen steken, aan bij een groepje voetgangers op de tramrails. De auto’s jagen ondanks de gladheid even hard door als altijd. Niet veel later komt de tram - gelukkig niet al te hard - aanrijden. Een beleefde bestuurder laat juist op tijd een gaatje vallen, zodat we naar de overkant kunnen hollen. Op de hoek sla ik rechts af, nog honderd passen te gaan tot het kantoor.

Bij de vuilniscontainers staan een paar verkleumde daklozen. Het is ’s ochtends hun vaste verzamelplek. Het stikt van de afvallers in deze oude Stadswijk, ze slapen ’s winters in de kelders, bijna alle kelderramen zijn opengebroken in de straat. Overdag scharrelen ze wat geld voor bier bij elkaar en nuttigen het op het kinderspeelplaatsje. Een vertrouwd beeld, in de Kapelstraat in Rotterdam zaten de drinkers ook altijd bij de glijbaan en de zandbak.