Pochen



De voortreffelijke zomer heeft zich teruggetrokken. Van de witte nachten is door de bewolking weinig te merken, het is niet echt licht of donker, het is grijs, ondoordringbaar, uitzichtloos en benepen. Iedere dag wordt het iets mieziger en kouder op straat en iets drukker in de metro. Ik reis alweer een tijdje een halte terug om het gedrang een beetje te vermijden.

Daar ik mijn leesboek in de datsja heb laten liggen kan ik in de wagon ongelimiteerd nadenken. De bundel bepaalt veelal mijn gedachten, eigenlijk sta ik er mee op en ga er mee naar bed. Ik neem me voor om hier en daar een zin toe te voegen of weg te strepen, ik moet er een keer mee ophouden. Het doet me denken aan het afleggen van een eindexamen of het schrijven van een scriptie, het enige verschil is dat ik vroeger al met een voldoende tevreden was. Het zal de leeftijd wel zijn.

Vlak voor Technologisch instituut (de 5e halte vanaf Moskovski Prospekt) heb ik een heldere ingeving. Waarom schrijft iemand een boek, vertrouwt hij zijn ’heilige’ inspiratie aan het papier toe? Kan hij kan domweg niet anders, de creativiteit moet naar buiten om niet te imploderen? Welnee, het doel is om indruk te maken op bekenden en onbekenden, het is een beschaafde alom geaccepteerde manier van opscheppen. Bijna vergeet ik over te stappen.