Spion



Rond mijn twaalfde leek het me wel wat om spion te worden, een held heeft nu eenmaal meer mogelijkheden om de regels aan zijn laars te lappen. Het leuke is dat iedereen dit beroep kan uitoefenen, of je vroeger nu wel of niet je best deed op school, het moet gewoon in je bloed zitten. Ook kan je beginnen wanneer je wilt, ergens heb ik gelezen dat 95% van de informatie uit openbare bronnen te vergaren is. Daarbij komt dat Rusland überhaupt een vruchtbare bodem is voor het ontplooien van ondergrondse activiteiten, de autoriteiten (de metroagenten, de conciërge van Kolja’s school, de dokters van kinderpolikliniek, de garderobejuffrouw van het gemeentelijke Kadaster, de receptioniste van de vreemdelingendienst) slagen er altijd in mij het gevoel te geven dat ik sowieso één of andere, mij niet bekende, wet overtreed.

Iedere ochtend veins ik in metro dat ik Carré’s ’The spy who came in from the cold’ lees. Terwijl ik net doe of ik verdiept ben in mijn boek houd ik alles in de gaten. Vandaag bespied ik een Russische kolonel die als vertegenwoordiger is verkleed. Gapend bladert hij door het gratis ochtendkrantje dat op zijn ouderwetse leren attaché koffertje ligt. Slim, maar zijn militaire snor heeft hem verraden. Hij lijkt zich niet van mijn aanwezigheid bewust, mijn dekmantel is natuurlijk perfect, wie leest er nu een koude oorlog pocket in het ov?

De kolonel heeft zijn krantje in zijn jaszak gepropt en kijkt quasi ongeïnteresseerd om zich heen. Hij vergeet voor het oude dametje op te staan. Juist omdat hij probeert niet op te vallen loopt hij in de gaten. Amateur. Zijn handlanger, een computerjuppie, heeft zich de wagon in geworsteld. Jong, fris, niet roker, matig met drank, niet getrouwd, geen kinderen. Hij is met zijn rug naar de kolonel gaan staan. Hij kijkt strak voor zich uit en wacht waarschijnlijk op een teken van zijn nestor. Er gebeurt voorlopig (nog) niets.

Op het technologisch instituut stappen ik en de militair over, we lopen door het muffe gangetje naar het andere perron. De jongeman is verdwenen, het is duidelijk dat ze geen risico’s nemen. Bij halte Poeskinskaya stapt de oudere heer uit, onschuldig kijkend toornt hij zijn aktetasje met zich mee. Ik besluit hem te laten lopen, spioneren is tenslotte een kwestie van geduld hebben.