De voordeurtrapper



2007 was een speciaal jaar, we bevonden ons in Nederland toen het aanving. Rond de zomer kreeg ik het bericht dat mijn boekje uitgegeven zou worden. In oktober was het werkelijk een feit. Een tijdje later verscheen er zelfs een artikel in het AD, daar bleef het bij. Het bleek een boekje voor vrienden, familie, en vroegere klas- en studiegenoten en collega’s te zijn. Het zij zo, ik ben gelukkig met het resultaat.

Ondertussen sta ik voor een grotere uitdaging: hoe krijg ik ’s ochtends Vera zonder al te veel problemen naar de kleuterschool? Haar stemming varieert van vrolijk en speels tot volstrekt onhandelbaar. Wanneer ze uit haar doen is presteert ze het om alles eindeloos op te houden. De gevolgen van haar stiptheidacties zijn dat Kolja alleen met de bus naar school moet reizen en ik een groot deel van de ochtend uit mijn humeur ben. Geduld is een schone, maar vooral een eindige zaak.

De problemen die Vera veroorzaakt zijn mij volstrekt onbekend, Kolja was, ondanks het feit dat hij de kleuterschool intens haatte, zeer meegaand. Het was voldoende om hem te vertellen dat ik ook een gruwelijke hekel aan de voorbereiding op de basisschool had. Toen ik vier was verhuisden we van de Middenstede in Den Haag naar de Forsythiastraat in Berkel en Rodenrijs. Ik ging naar kleuterschool het `Fluitketeltje`, een paar, op steenworpafstand van ons huis gelegen, houten barakken. Terwijl mijn broer al op de grote school zat, waar het werkelijke leven zich afspeelde, verspilde ik mijn tijd met het spelen in een klaslokaal. Een volstrekt nutteloze en kinderachtige bezigheid, ik kan me er nu nog kwaad over maken. Eén keer per week hadden we les: we moesten eindeloos de letter h of k met mooie krullen schrijven, ik bakte er natuurlijk niets van. Iedere dag liep ik in de middagpauze naar huis en schopte uit frustratie en gebrek aan lengte, ik kon niet bij de bel, een aantal keren woest tegen de buitendeur. In de hele buurt stond ik bekend als de voordeurtrapper.

Ik dacht dat ik een goede manier had gevonden om Vera te wekken. In de plaats van haar naar de keuken te brengen of vruchteloze pogingen te ondernemen om haar aan te kleden, speelde ik krakadil asarnik (de pestende krokodil). Ze vond het prachtig hoe deze schavuit naar haar hapte, haar kietelde of een onschuldige muis achtervolgde. De toneelstukjes werden steeds iets langer, maar met een goed gevolg: na enige tijd zette ze zich achter haar ontbijt. Tot deze grijze gewraakte decemberochtend, zelfs de introductie van de gelaarsde kat hielp niet. Vera had geen zin om zich aan te kleden of te ontbijten. Toen we veel te laat op pad gingen dacht ik met weemoed terug aan de goede oude tijd toen ik ongegeneerd mijn woede op de voordeur kon afreageren.