Wintergeheimen



Halverwege maart heeft de winter zich, wel heel erg vroeg, teruggetrokken. Sindsdien deden de vogels ons balkon ook niet meer aan, ze konden op eigen kracht voldoende voedsel vinden. Vorige week keerden de mussen en kraaien beurtelings terug op de balustrade, ik kreeg het gevoel dat ze ergens op wachtten. Op een avond strooide ik weer een paar korsten in de bloembakken, ’s ochtends waren ze spoorloos.

Vorige week woensdag was het plots wit op straat. Het had de ganse nacht flink gesneeuwd, er lag echt een aardig pak op het balkon. In de loop van de ochtend loste de sneeuw echter alweer op in het niets. Een schijnbeweging van de winter. Hiermee kwam wel een einde aan het zachte lenteweer, het begon onvervalst op zijn Hollands te waaien: guur, koud, nat, en niet opwekkend herfstweer.

Eergisteren stuitte ik op iets raadselachtigs. Na een kleine week afwezigheid, ten gevolge van een griepje, toog ik naar mijn werk. Ik wandelde ik naar de metro, las een boek in de wagon en stapte over op Technologisch instituut. Het was belachelijk druk, ontzettend benauwd en ik moest flink duwen om naar buiten te komen, kortom het was een doorsnee werkdag. Eenmaal bovengekomen bleek dat de stoep en de straat nabij Finlandski Voksal met een dikke laag ijs waren bedekt, het was spekglad en er zat niets anders op dan heel behoedzaam naar het kantoor te schuiven, terwijl er in onze buurt (het twaalf kilometer zuidelijker gelegen Pullkovski) geen vlokje sneeuw of klontje ijs te bekennen was.