De eerste datsjaweekenden



Kolja en ik hadden afgesproken om zaterdagochtend vroeg op te staan en naar Viritsa te reizen. Natasha en Vera zouden later, wanneer het pand goed opgewarmd was, komen. We deden een halfgeslaagde poging om vroeg naar bed te gaan. Kolja was zo enthousiast dat hij voor twaalven geen oog dicht deed.

Rond negen uur werd ik door Vera gewekt, die per se met ons mee wilde. Na een douche en een ontbijt vertrokken we met een paar rugzakken vol eten en kleding. Op het treinstation bleek dat we een uur en 10 minuten moesten wachten op de boemel na Pasjolok. Zoals verwacht was het behoorlijk druk, maar een paar medereizigers schikten in zodat we met zijn negenen zes zitplaatsen innamen. Het was kokendheet in de trein, ik verloste Vera van haar roze lente jas en haar vest. In Viritsa leek het wel zomer, de onverharde straten waren krukdroog en stoffig, omdat het al weken niet geregend had. De zon scheen, het was voor het eerst dit jaar werkelijk heet (26 graden). Ik kocht een fles kvas, een pak melk en een paar biertjes in de winkel.

Na enkele passen klaagde Kolja dat de rits van zijn rugzak kapot was. Ik controleerde de inhoud en miste een pantoffel van Vera. Kolja kwam al snel terug met het verloren artikel. Hoofdschuddend keek ik hem aan en bromde: "aan jou kan ik ook niets over laten". Geërgerd verdeelde ik de spullen over een paar plastic tassen. Halverwege onze tocht riep Kolja dat mijn rugzak opengescheurd was. Het leek hem niet onmogelijk dat ik de helft van de inkopen kwijtgeraakt was. Na een vluchtige check meldde ik hem dat alles in orde is. Pas drie dagen later, toen we op het punt stonden om naar huis te gaan, bleek dat ik Vera’s jack had verloren.

De aankomst in de datsja betekende voor mij vooral stress. Ik moest water halen, hout brengen, de kachel aansteken, de tv bij Tjotja Lucia ophalen, de koelkast schoonmaken, het beddengoed buitenhangen, de doos met borden, bestek, theekoppen en glazen van zolder halen. Een uurtje later arriveerde Natasha al, ze had meer geluk gehad met de trein. Ik was inmiddels dolgedraaid. Het was geen enkel probleem om het huis te verwarmen daar het buiten zo heet was. ‘s Nachts sliepen we met de ramen open.

De volgende dag zaaiden we kruiden, plantten we groenten en bouwden de kassen op. Na afloop van het weekend had ik zwarte voeten en zere ledematen en voelde me zeer schuldig vanwege de verloren jas.

Tijdens het tweede datsjaweekend was het juist onbehoorlijk koud, buiten was het niet meer dan 5 of 6 graden. Uitstekend weer om wat hout te hakken. Aanvankelijk ging dat niet best, ik sloeg de bijl een paar keer muurvast en wist hem dan weer met de grootste moeite weer los te krijgen. Het leek net of ik het in een winter helemaal verleerd was. Na verloop van tijd kwam het houthakkersgevoel weer terug, dat moest ook wel, want Kolja stond naast me om aanwijzingen te geven. Hij ziet beter dan ik waar de slag geplaatst moet worden. Toen ik een pauze inlaste nam hij zelf de bijl ter hand en maakte een flinke voorraad douchehout. De volgende morgen verbaasde ik me dat ik op zoveel plekken tegelijk spierpijn kon hebben. Nadat je in de datsja bent geweest besef je pas weer dat je over een lichaam met heel erg veel onderdelen beschikt.