Het pantoffelkantoor



Dit verhaaltje is eigenlijk een vervolg op het, inmiddels opgehelderde, geheim van de schone schoenen. Toen ik nog een verse landverlater was viel het me op dat mensen op kantoor proper schoeisel droegen, terwijl dat me gezien de staat van de stoep, gescheurd asfalt of losliggende tegels afgewisseld met modderkuilen, uitgesloten leek. Op het toilet vond ik een enkele maal een smerig schuursponsje, maar dat bleek later ook nog eens een valse aanwijzing te zijn, het kantoorvolk trekt op het werk een ander (droger) paar aan.

Tegenwoordig werk ik op een nette locatie. Bij de deur veegde ik uitvoerig mijn voeten, er bleef echter altijd wat bevroren aarde in de zoolrichels achter dat pas enkele minuten later ontdooide. Meestal scheurde ik een servetje van de keukenrol en bleef daar op staan tot mijn schoenen uitgedropen waren. Totdat het moment aanbrak dat het keukenpapier op was, na elke sneeuwbui liet ik een smerig drekspoor op het gloednieuwe parket achter.

Het vervelende was dat ik de enige smeerlap was. Mijn nieuwe collega’s zijn van een andere generatie: ze zijn een stuk jonger en doen niet zo moeilijk, ze lopen gewoon op pantoffels op kantoor. In het begin vond ik dit een lachwekkend gezicht, maar ik moest toegeven dat het erg praktisch was. Gaandeweg merkte ik dat straatschoeisel nog een ander probleem met zich meebracht: in tegenstelling tot ons vorige vertrek beschikt de nieuwe werkplaats over een uitstekend functionerende verwarming, bijna iedere middag voerde ik een gevecht tegen de voortdurend opkomende slaap. Als ik werkelijk mijn ogen niet langer open kon houden zette ik het raam open en had het binnen vijf minuten steenkoud.

Vorige week heb ik de zinloze strijd opgegeven en een paar slippers met ruitmotief mee naar mijn werk gebracht, het bevalt prima en ik ben niet bang meer om achter mijn computer in te dutten.