Zomerroutine



Woensdag heeft de grote verhuizing plaatsgevonden. Samen met Kolja heb ik zo’n 4 rugzakken, 3 sporttassen en 20 plastic tassen gevuld met kleding, beddengoed, boeken, dvd’s en boodschappen en deze samen met de pomp, de fiets, enkele plantenbakken en talloze viooltjes en afrikaantjes in de bus van Vadim geladen. We zijn vier keer met de lift op en neer geweest. Tegen de tijd dat iedereen en alles in de auto zat ben ik Bosja gaan halen. Hij lag niets vermoedend op Kolja´s bed te slapen. Gewillig liet hij zich in de kooi duwen. Ik had niet eerder meegemaakt dat hij zo mak was.

Rond drieën arriveerden we in Viritsa. Daar begon het werk pas echt. We moesten de spullen uitpakken, water en hout halen, de bedden opmaken, de kachel aansteken, koken en schoonmaken (er waren toch weer muizen op bezoek geweest). Halverwege besloten we dat het nu ook een goed moment was om oude kleding en bestek weg te gooien. Ik ben drie keer met een ruimgevulde kruiwagen naar de vuilnisbakken bij het buurtwinkeltje gereden. Iedere keer vroeg ik me weer af waarom we dit niet veel eerder hadden gedaan. We hadden nu eindelijk zoveel ruimte in de kasten dat we onze spullen zonder proppen konden opbergen. Tegen elf uur ’s avonds hielden we het voor gezien. Het was nog licht, de witte nachten zijn begonnen.

Donderdagochtend stond ik om kwart voor zeven op, toen ik naar de douche liep schoot me te binnen dat ik de pomp niet had aangesloten. Het leek me onverstandig om me daar op dit vroege uur mee bezig te houden. Ongewassen en allerminst uitgeslapen zette ik me achter mijn ontbijt en luisterde naar het luide gezang van de vogels. In de verte hoorde ik Bosja mauwen, hij had de nacht buiten doorgebracht en was kennelijk zeer hongerig. Ik liet hem naar binnen en gaf hem wat blikvoer. Hij schranste zijn bordje leeg en liep wat onwennig door het huis, uiteindelijk koos hij de leunstoel als slaapplek. Om kwart over acht wekte ik Kolja, die de deur achter me op slot draaide. Onderweg naar het station was het nog koel, maar het was duidelijk er een warme dag op komst was. De trein zat vol met zomerforenzen, mensen die er de voorkeur aangeven om dit jaargetijde op het platteland te wonen en 's ochtends per trein naar het werk te reizen. Vooralsnog ben ik een weekendboer: doordeweeks vertoef ik in de stad en zaterdag en zondag verblijf ik in de datsja.