Het jaar dat niet wilde beginnen



Bijna ongemerkt is ‘het jaar dat niet wilde beginnen’ toch van start gegaan. Eind april smolten de ijslagen ten faveure van de lente weg. Het was geen strenge winter, de vorst was mild, maar de aarde was in november besneeuwd. Het zag er betoverend uit, maar na enkele weken nam ik de schoonheid niet meer waar. Ik ploeterde door de sneeuwbergen die de schuivers op de voetpaden hadden achtergelaten en probeerde niet uit te glijden op de glibberpaden. Een enkele keer heb ik met Kolja op het pleintje voor de sporthal in de sneeuw gevoetbald. Eén van de schaarse hoogtepunten in de donkere eindejaars dagen.

Halverwege de meimaand zijn de datsja’s eindelijk weer bevolkt, de krokussen staan in bloei (!), de eerste barbecues worden gehouden en overal wordt getuinierd en gerenoveerd. Boris en Alla hebben een dak op hun huisje, Andre heeft dubbele ramen en een schotel aangeschaft, Volodja bouwt rustig verder aan zijn nieuwe huis, de overburen laten ook een nieuw pand neerzetten. Gewend aan de eeuwige geldontwaarding wordt het geld in de huizen gestoken, als je het opmaakt kan je het tenslotte niet meer kwijtraken. De klassieke economen zouden dit bestedingspatroon waarschijnlijk toejuichen.

Eigenlijk zou ik na een aantal jaren beter moeten weten; het datsjaseizoen moet je rustig beginnen. De spieren zijn stroef en de winterbierbuik zit in de weg. De wens om zo veel mogelijk troep in één keer op te ruimen en de kamers weer in te richten is echter sterker. Na de renovatie was het een grote bende, zowel in huis als in de tuin. Kolja heeft de afgelopen weekenden honderden kilo’s bouwafval met de kruiwagen naar de vuilcontainers bij het buurtwinkeltje gebracht. De plaatselijke Roteb zal hier niet blij mee zijn geweest. Terwijl Natasha, samen met Martine, die 2 maanden in Petersburg studeert, de gewassen plant, ruim ik de houtvoorraad op. In mijn overmoed -en tot grote vreugde van Natasha- maak ik een bloemperkje aan de voorkant van het pand. Het is een waar gevecht, de bramenstruiken geven zich niet zomaar gewonnen. Ik weet dat ik deze inspanning morgen op kantoor zal betreuren, maar nu is dat niet van belang, de beschaafde wereld is heel ver weg. Ik vraag zelfs even af of hij wel bestaat, ooit bestond of zal bestaan.