Verven in Viritsa 2



Zondagochtend word ik om halfnegen met een lichte hoofdpijn wakker. Ik heb vanuit het perspectief van een kwast eindeloos gedroomd over onwillige muren die zich maar moeizaam lieten lakken. Ik schuif de drie dekens van me af, wrijf mijn ogen uit en zie dat ik de lamp in de gang heb laten branden. Ik werp een blik op de thermometer, hij geeft negentien aan. Voorheen stookten we de straat warm, na de renovatie blijft de warmte in het huis hangen. De bakstenen van de haard zijn nog niet afgekoeld.

Op de keukentafel maak ik wat plek vrij voor mijn bord en mijn koffiekop. Ik stop schroevendraaiers, spijkers, lucifers in de lade en gooi wat rotzooi in een plastic zak. Waar heb ik het aan verdiend dat ik onder zulke primitieve omstandigheden moet ontbijten vraag ik me af. Geleidelijk raak ik me van de verfwalm bewust, eerst in het beleg, dan in het brood en tenslotte ook in de oploskoffie. Na twee boterhammen met smeerkaas en een kop koffie hervat ik mijn werkzaamheden.

Vandaag werk ik sneller dan gisteren, rond vijven heb ik onze kamer, de gang en de keuken onder handen genomen. Voorts heb ik overal gestofzuigd en de gordijnen in Kolja’s kamer opgehangen. Ik raadpleeg het spoorboekje, als ik voort maak kan ik de trein van 18.00 uur halen.

De tocht na het station valt een beetje tegen. In tegenstelling tot de stad is het in Viritsa nog volop winter. De paden zijn door een dikke sneeuw uit het zicht onttrokken en de geasfalteerde straten zijn vanwege de gladde ijslaag bijna onbegaanbaar. Ik begin te vrezen dat ik te laat op het perron zal arriveren voor de vroege avond electrietska. Op driekwart, ter hoogte van de vuilnisstortplaats, kom ik Andre tegen. Hij mompelt wat onduidelijks, ik geef een vaag antwoord. Sinds hij vorig jaar van Galja gescheiden is en met een nieuwe vlam in zijn datsja woont is ons contact een beetje bevroren geraakt. Het is afstandelijker geworden, onze grappen klinker stroever, waarschijnlijk wordt het nooit meer zoals vroeger. Somber peinzend loop ik verder. Vlak voor het station kom ik Andre weer tegen. ‘Stap in’, zegt hij, ‘ik kan je ter hoogte van de Ringweg van Petersburg afzetten, daarvandaan is het een paar minuten met de bus naar huis'.