Vergeten verhalen van 2008

De watermeloen



Afgelopen zomer kocht ik ‘s zaterdags fruit bij de Georgiër die een stalletje vlakbij staton Viritsa heeft. Als buitenlanders in het verre Rusland onderhielden wij een speciale band. Hij maakte altijd een praatje met me, bijvoorbeeld over de vrouw van de president die Hollandse is, uiteraard wist hij ook dat Averladze jarenlang in Nederland had gevoetbald.

Aan niets was te zien dat zijn vaderland en de grootmacht waar wij te gast waren oorlog voerden. Ondanks alle propaganda kochten de Russische moeders hun groenten en fruit bij hem en niemand maakte nare opmerkingen over het conflict.

Toen ik een keer met Kolja en Vera boodschappen deed, informeerde hij direct of het mijn kinderen waren. Na mijn positieve antwoord knikte hij goedkeurend. In zijn zuidelijke ogen was ik een echte man. Althans zo interpreteerde ik zijn blik, wellicht dacht hij op dat moment aan iets anders. Zoals gewoonlijk gaf hij me korting en prees onderwijl zijn perziken aan, die ik dan meestal ook maar aanschafte. Dit keer vroeg ik echter om een rijpe watermeloen. Hij pakte er een uit de geweldige berg naast zijn stal, klopte er op en luisterde. Hij trok een kennersgezicht en verzekerde me dat hij een hele zoete uitgekozen had.

Thuisgekomen aten Kolja, Vera en ik de uit zijn krachten gegroeide bes voor driekwart op. Vervolgens kwam Natasha terug uit de tuin, ze rook aan de vrucht, likte even en zei dat hij een beetje zurig was en derhalve bijna bedorven was. Niet veel later kotste Vera over haar kleren en spuugde de in allerijl aangereikte emmer vol. Enkele minuten nadien rende Kolja met een wit weggetrokken gezicht naar het toilet. Inmiddels voelde ik ook de misselijkheid opkomen die pas laat in de avond overging.

De volgende dag vertelde ik het voorval aan een van mijn collega’s. Hij vroeg of ik de vrucht wel grondig gewassen had, voordat ik hem aan stukken had gesneden. Ik schudde mijn hoofd. ‘De meloen gaat door veel vieze handen’, vervolgde hij. ‘Alle troep van de schil gaat aan je mes zitten, geen wonder dat jullie ziek werden'.