De eindeloze winter



Dit seizoen viel de eerste sneeuw in november. Op zich niets bijzonders, daar de winter elk najaar even komt buurten. Na de eerste kou trekt ze zich minstens voor een maand weer terug. Opvallend is dat het, met wat kleine tussenpozen, nu al drie maanden aan één stuk wit is. De sneeuw blijft nooit erg lang liggen, omdat de temperaturen schommelen rond het vriespunt. Al vriest het wel vaker dan het dooit. In Nederland zou een ieder van een elfstedentocht dromen, hier hebben de mensen andere zorgen: hoe houd ik mijn voeten droog en voorkom ik dat ik uitglijd?

De dagen worden nu werkelijk langer. Twee weken geleden liep ik nog door een donkere nacht naar het metrostation. Gelijk een robot duwde ik me door de massa in de ondergrondse. Pas na afloop van de sombere tocht in de metro zag ik wat vaal licht. Als ik ‘s avonds de deur van mijn kantoor achter me dicht trok, was de zon allang onder. Ik had het gevoel dat ik in een eindeloze tunnel vertoefde. Vorige week begon het te schemeren tijdens onze wandeling naar de djetski’s sad, ik begon langzaam te ontwaken. De afgelopen dagen kan ik mijn geluk nauwelijks op, het licht komt al opzetten als we aan de ontbijttafel zitten.

Vooralsnog is de lente slechts een verre echo, de aarde blijft bedekt en bevroren. De afgelopen dagen herhalen dezelfde zetten zich: ‘s nachts valt er een flink pak sneeuw dat gedurende de dag weer langzaam wegsmelt. ‘s Avonds waad ik door een grijze papperige massa over straat. ‘s Ochtends vroeg ligt er weer een kraakhelder vers tapijt. Vera vindt het prachtig, want iedere ochtend halen we de slee te voorschijn.