Herfstvakantie 2



Op woensdagmiddag 16.00 uur vertrek ik vanaf mijn werkplek naar het station. Donderdag en vrijdag zijn feestdagen, derhalve heb ik een lang weekend in Viritsa voor de boeg. Het schemert wanneer ik het treinstation Koepchina, dat in het zuiden van de stad ligt, bereik. Met moeite weet ik een zitplaats te bemachtigen, tijdens de reis doezel ik diverse keren in. Nooit lang, steeds weer word ik gewekt door de venters die luidkeels hun waar aanprijzen.

In Viritsa koop ik een fles kwas en anderhalve liter bier in de uitgestorven supermarkt. De taxichauffeurs hangen werkeloos rond het station, er is nauwelijks klandizie. Op straat is het aardedonker, buiten de hoofdweg zijn de meeste straatlantaarns buiten werking. Vanuit de verte klinkt hondengehuil. Het is alsof dat de wereld hier ophoudt.

Welhaast op de tast vind ik over de blubberpaden de weg naar ons buitenhuisje. Ik ben opgelucht als ik het hek achter me kan dichttrekken. Binnen is het warm, ik ga in de keuken zitten en voel dan pas hoe vermoeid ik ben. Na enkele minuten komen Kolja en Vera thuis, ze bruisen van de energie, het buitenleven heeft ze goed gedaan. Ik ontwaak uit mijn gesloten gedachtewereld, warm wat eten op en luister naar hun verhalen.

De volgende dagen houden we ons, ondanks de aanhoudende regen, veel buiten op. Er hoeft dit keer niet zoveel werk in de tuin verricht te worden. De veldjes heb ik de afgelopen weekenden al onkruidvrij gemaakt. De rozenstruiken zijn veilig bedekt onder een laag, met dennentakken afgedekte, aarde. Hiermee zal de vorst voldoende op afstand gehouden worden. Kolja en Vera hebben de afgelopen dagen de bladeren en al het overige tuinafval bijeengeharkt en per kruiwagen afgevoerd. Daarom kan ik me op het houthakken, mijn favoriete bezigheid, richten. Het wordt een grote teleurstelling, de berkenstammen zijn te nat en te zwaar om met een bijl te lijf te gaan, enkel met een wig weet ik er een handvol te splijten. Na een dag intensieve arbeid heb ik een klein stapeltje houtblokken, beurs gehamerde handen en flinke spierpijn.

Zaterdagavond steek ik de haard van de douche aan. Ik blijf een paar minuten in het wasgebouwtje zitten totdat ik er zeker van ben dat de kachel goed brandt. Als ik naar buiten treed is de hemel lichtgrijs gekleurd, enige minuten geleden regende het nog, nu sneeuwt het. Ik verbaas me over de ingrijpende verandering die in zo’n korte tijd heeft plaatsgevonden.

Machtige vlokken dalen uit de lucht neer, eenmaal op de grond verliezen zijn ze hun kracht en smelten ze in een oogwenk.