De stad uit



4 januari 2010

Ik ben koud twee dagen in Petersburg en alweer onderweg. Al voor mijn vakantie hadden we het idee opgevat om de Russische kerst in ons buitenhuisje te vieren. Niets is mooier dan een witte kerst buiten de stad onder torenhoge dennenbomen. Na een uur te hebben gewacht in de vrieskou op het perron van Prospekt Slavi heb ik plaatsgenomen in de electrietska richting Pasjolok. Zoals gebruikelijk reis ik vooruit om de kachels flink op te stoken. Natasha, Kolja en Vera komen in de loop van de avond als het pand op temperatuur is geraakt.

Het is vreemd om terug te zijn na twaalf dagen Holland. Als een toerist beleef ik de reis, het is net alsof ik de stationnetjes langs het spoor voor het eerst zie. Af en toe dut ik in en droom dat ik vergeet uit te stappen en ergens in Wit Rusland beland. Uiteraard zonder geld en papieren, er is geen weg terug meer, voor altijd zal ik in het woud moeten rondzwerven. De afgelopen nachts werd ik ook al geplaagd door allerlei nare dromen. Het slot van de dichtgevroren deur van de datsja kon met geen mogelijkheid geopend worden. Vervolgens wilde de haard niet branden en toen dat euvel verholpen was bleek de houtvoorraad op te zijn.

Niets van dit alles, iets over elven verlaat ik de trein. Viritsa ligt er slaperig bij. Taxichauffeurs zitten, wachtend op een enkele klant, verveeld in hun wagens. Een groepje zwerfhonden houdt zich op bij de slager. Er liggen wat botten met restjes vlees in een aluminium schaal. De beesten slaan er geen acht op. Voor het overige is het bijna uitgestorven op straat. De winkels zijn geopend, maar er is nauwelijks klandizie. Ik koop een brood, zoute crackers en iets te drinken en heb het gevoel dat ik een goede daad heb verricht. Dat is nog eens optimistisch denken. Het is hier een stuk killer dan in de stad, in een straf tempo loop ik naar ons optrekje.

Ik klim over het hek, spring naar beneden en zak tot mijn knieën weg in de sneeuw. Tot mijn verbazing krijg ik de voordeur zonder moeite open, willen de kachels direct branden en is er voldoende hout in de schuur. Het is min negentien in de keuken. Na een kop hete thee genoten te hebben ga ik naar buiten en baan een weg door de sneeuw. Enkele uren later zijn er paden naar de put, de houtschuur, het toilet en het toegangshek. Andermaal gooi ik een nieuwe portie berkenhout op het vuur. Tegen achten is het vijftien graden in huis, ik doe mijn jas uit en schenk nog een kop in. Daarna schakel ik de satellietontvanger en de televisie aan. Het journaal is bezig, ik ben weer even terug in Nederland.