Badkamer



Als ik aan vroeger denk, denk ik aan lang geleden, een periode waarin de zon scheen en als er al problemen waren dan losten mijn ouders die wel op. Twee woorden typeren die tijd: geborgenheid en onschuld. Natuurlijk kon ik bij spelletjes niet tegen mijn verlies en was ik bang dat ik tekort kwam en dat mijn broer meer snoep kreeg, maar dat waren slechts heftige emoties, die net zo snel verdwenen als ze opkwamen.

Met het verstrijken der jaren lijkt het leven steeds drukker en chaotischer te worden. Telkens weer bekruipt me het gevoel dat iedereen tegenwoordig zo verschrikkelijk druk bezig is met onmisbaar te zijn – probeer deze opperste staat van geluk maar eens te consolideren, ik geef op het een briefje dat dit geenszins mee zal vallen - dat op de meeste van ons eerder het omgekeerde van toepassing is.

De technische vooruitgang zorgt voor nog meer verwarring: je bent aan het ene apparaat nog niet gewend of er is alweer een nieuwe, verbeterde, snellere uitgave – met nog meer mogelijkheden, het kost diverse mensenlevens om dat allemaal uit te vogelen – op de markt. Zelfs bovenmatig ontwikkelde mensen als Aristoteles of Da Vinci zouden het lastig vinden om zich stand te houden in de immer in beweging zijnde maatschappij. Soms kijk ik met bewondering naar Kolja; met mobieltjes en internet kan hij prima overweg en over zware boeken met moeilijke vraagstukken over het leven maakt hij zich niet druk. Hij kijkt ze gewoon niet in. Gecultiveerde domheid als succesvolle overlevingsstrategie, dit duidt toch op enige intelligentie.

Mijn moeder vertelde me, toen ik op de middelbare school zat, dat ze door te studeren steeds beter ging begrijpen hoe weinig ze eigenlijk wel wist. Oscar Wilde zou trots op zo’n statement zijn geweest. Los daarvan, Kolja boekt hetzelfde resultaat met aanzienlijk minder inspanning.

Na deze lange en welhaast overbodige inleiding, al was het leuk om op te schrijven, ben ik eindelijk aangeland waar ik uit wilde komen: de nieuwe badkamer in onze datsja.

In de tijd dat Natasha klein was functioneerde de wasgelegenheid, daarna raakte het, net als het huis, langzaam in verval. In 1995, het jaar dat ik voor het eerst in Viritsa kwam, was het niet meer dan een trieste rommelopslag met ingeslagen ruiten. Kolja was een kleuter toen we besloten om het oude douchehuisje weer te gaan gebruiken. Een houtkachel en een wateropslag en de douche werden geplaatst en we kochten een pomp. Het was een eenvoudig systeem, eerst diende de waterton vol met putwater te worden gepompt, vervolgens moest het water worden verwarmd. De kachel is het beste te vergelijken met een enorme samovar. Onder brandt het vuur, in het midden van de ketel bevindt zich een pijp waardoor de hete lucht omhoog gaat. Het water wordt dus als het ware van binnenuit verwarmd.

Het duurde ongeveer anderhalf uur voordat het water kokend heet was, vervolgens kon je het mengen met het koude water en de botjska (1). Meestal vulden we een kinderbadje met water en dan gooide je met een soort steelpannetje water over je heen. Als iedereen wijs met water was, was er precies genoeg water voor alle vier de gezinsleden.

Op de vloer lag een houten pallet, net al bij mijn oma op de Suezkade in Den Haag. Elektriciteit was er niet, verlichting geschiede met een kaars.

Ondanks dat het een beetje omslachtig en niet al te luxueus was, waren we gelukkig met onze wasgelegenheid. Na een dagje arbeid in de tuin waren we blij dat we het zweet en de modder überhaupt van ons af konden spoelen. Soms, als het koud was of regende, was het vervelend om de douche warm te stoken. Het was ook hinderlijk dat de kachel de laatste jaren steeds vaker spontaan uitging. Je moest er kortom altijd bijblijven.

Twee jaar geleden lieten we ons huis opknappen, latjes aan de muur, frisse plafondplaten, proper zeil op de vloeren, nieuwe houtkachels en elektriciteitsleidingen. De datsja was niet langer een plek waar je kon tuinieren, frisse lucht inademen en om te overnachten. Nu je kon je er ook prettig verblijven en je binnen vermaken als het regende.

Enkel het wasprobleem bleef. Op de keukenkachel stonden steevast twee gietijzeren emmers water. Het verwarmde water goten we ’s avonds in het kinderbadje dat ooit nog van Kolja is geweest. Een noodoplossing, maar het was geen doen om iedere dag de douche te verwarmen.

Na verloop van tijd vatten we het plan op om een van de veranda’s als douchegelegenheid in te richten. Hiervoor hadden we een boiler, een douchecabine, een pompstation en nog wat toebehoren nodig. Het grootste probleem was echter het geschikt maken van de uitbouw zelf. De veranda is, gelijk alle ruimten van het buitenhuisje, grotendeels van hout. Een eenvoudige rekensom wees uit dat het bedekken van het vloeroppervlak, de muren en het plafond de kosten verveelvoudigden. Een beetje moedeloos stelden we begin 2010 vast dat we nog minstens een jaar door zouden moeten sparen. In het voorjaar bedachten we dat het veel goedkoper was om het veel kleinere oude washuisje op te knappen.

Half mei kochten we alle benodigde spullen en de renovatie nam zijn aanvang. Twee weken later was de metamorfose compleet. Het oude stenen gebouwtje oogt van buiten nog hetzelfde, maar in het vertrek waan je je in een van alle gemakken voorziene stedelijke badkamer. Een ligbad, een douche, verwarming en licht. De boiler houdt het water op temperatuur, het pompstation vult het reservoir bij indien nodig. Kortom je kunt douchen wanneer en zo vaak je maar wilt. Het vreemde is dat ik me echt moeite moet getroosten om me de oude wasgelegenheid voor de geest te halen. Uiteraard was het voorheen prachtig, je inzepen bij kaarslicht, maar zoals het nu is heeft ook zijn charme.

1 Botsjka is een grote ton voor de wateropslag