Een lang datsjaweekend: Deel 1 Versnellen



Ieder jaar bega ik dezelfde misstap. Het datsjaseizoen behoort een mens, na een periode van lange lichamelijke inactiviteit, terughoudend te beginnen. Geleidelijk, met overleg, in goede harmonie met het lichaam, de spieren de tijd gunnend om te wennen aan de zware belasting. Evenwel, in de ontluikende lente dient er zoveel arbeid verricht te worden, dat er van enige terughoudendheid geen sprake kan zijn. Het is ook heel verraderlijk, want de felle zon en de frisse buitenlucht zorgen ervoor dat er een ongekende hoeveelheid energie loskomt. Met andere woorden: ik voel me plotseling jong, daadkrachtig, vastberaden en fit. Het laat zich vergelijken met het afsluiten van een hypotheek, aanvankelijk ben je blij dat je je zoveel hebt kunnen veroorloven, tot op het moment dat je de rekening gepresenteerd krijgt.

Na drie dagen noeste arbeid zit er geen fut meer in mijn uitgebluste lijf. Enkel rest de verbazing: hoe is het mogelijk om op zoveel plaatsen tegelijk pijn te hebben. Ik ging het lange weekend in als jonge held en verliet het als een uitgewoond wrak.

Enkele dagen geleden begon het allemaal nog zo goed. We hadden ons buitenverblijf schoon achter gelaten en Kolja had voor een fikse houtvoorraad in de keuken gezorgd. Bovendien haalde hij bij aankomst direct water uit de put, zodat ik me op het aansteken van de kachels kon concentreren. Mijn zoon beschikt over nogal wat overtollige energie en neemt steeds vaker het zware werk uit mijn handen. Ik vaar er wel bij.

De volgende meevaller was dat onze tuin er betrekkelijk netjes bij lag. Ongetwijfeld ook het werk van Kolja. Aldus hoefde ik slechts de lunch klaar te maken en naderhand de pomp aan te sluiten en in de put te laten zakken. Door al deze meevallers liet ik me ’s avonds tot een potje voetbal van één tegen één verleiden. Op het kleine modderveldje bleek dat ik immer langzamer word, terwijl Kolja’s snelheid juist toeneemt. De eerste partij eindigde nog met 10-8 in mijn voordeel, de tweede werd een 1-5 afgang.

Terwijl ik nog nahijgde tijdens de avondthee deed Kolja Natasha voor hoe hij me keer op keer passeerde. Als hij even gas geeft is hij me voorbij, dacht ik een beetje bitter. Plotseling herinnerde ik me hoe ik samen met mijn vader op onze nieuwe racefietsen de degens kruisten. De ronde van Jans liep vanaf ons huis op de Rodenrijseweg, via de Boterdorpseweg, de Landscheiding, Bonfut en tenslotte weer de Rodenrijsweg. Driekwart van onze race reden we vrijwel gelijk, ik op kop, mijn vader een halve meter erachter. Aan het begin van het Bonfut hield ik het niet meer uit, ik schakelde en demarreerde. Verblind door de tranen in mijn ogen en bijna stikkend in mijn eigen snot trapte ik door. Na een halve minuut durfde ik om te kijken. Ik had een gaatje van een meter of 20-25 geslagen. Pa kwam niet dichterbij, maar viel ook niet verder terug, hij reed gewoon in hetzelfde tempo verder. Met ditzelfde kleine verschil bereikten we de finish. Ik had hem verslagen met een korte versnelling, maar hem allerminst weggereden, ik voelde weinig vreugde.