Een lang datsjaweekend: Deel 2 Zagen en snotteren



De tweede datsjadag (zondag) heb ik het spitwerk succesvol weten te vermijden. In plaats daarvan heb ik me op het hout gestort. Aanvankelijk met weinig succes, eerst sloeg ik een wig en vervolgens een bijl in een onwillige stam vast. Drie uur slaan, loswrikken en hameren leverden slechts een handjevol blokken voor de haard op.

De volgende dag heb ik de kettingzaag van zolder gehaald en alle planken en dikke takken die niet in de haard pasten in kleinere stukken gezaagd. De houtvoorraad groeide ditmaal gestaag. Ook de onwillige stammetjes heb ik door midden gezaagd, waarna Kolja ze met een bijl konden klieven. Hij was binnen een kwartiertje klaar en kon het niet laten mij erop te wijzen dat ik geen goede houthakker ben. Ik miste het vernuft en de energie om te protesteren.

Na afloop van het zagen trilden mijn handen nog uren na, maar veel tijd voor zelfmedelijden werd me niet gegund. Het was inmiddels laat in de middag en we moesten nog inpakken. In de loop van de avond keerden we huiswaarts. De trein puilde uit van de vermoeide datsjniki’s, de gehele reis naar Petersburg moesten we staan.

Dinsdagmorgen stond ik met spierpijn en een droge keel op. Met tegenzin sleet ik de dag op kantoor en gaf naderhand kuchend en snotterend een Engelse les aan Nastja. De volgende ochtend had ik koorts en koppijn toen de wekker ging. Na het ontbijt bracht ik Vera weg en bleef een beetje verloren in de buurt van het schoolgebouw rondhangen. Rennende kinderen, mensen op weg naar hun werk, ouders die hun kroost naar de kleuterschool brachten. De hondeneigenaren die elkaar elke ochtend op het veldje treffen, terwijl hun lievelingen hun behoefte toen. Het leek wel of iedereen het naar zijn zin had of op zijn minst direct op zijn doel afging. Ik brak mijn sombere gedachten af, liep terug naar huis en kroop weer onder de wol.