De grote school



25 Mei was een gedenkwaardige dag: het was de laatste dag dat Vera in de eerste klas zat. Onderweg probeerde ik in gedachten stil te staan, Vera’s aandacht ging uit naar een teckel. ‘Zo’n hondje wil ik graag hebben, ze kan dan met Bosja spelen’, riep ze enthousiast. Onze kater, Bosja, houdt niet van honden merkte ik op, mijn dochter scheen me niet te horen. Ondertussen lukte het me niet om me op deze speciale dag, dit unicum te concentreren, ik voelde eigenlijk helemaal niets. Bij de entree van het schoolgebouw rende Vera bij me vandaan. Ik kon haar nog net een kus geven.

Ik bleef nog een poosje in de hal staan, Vera was druk in gesprek met een klasgenootje en zag me niet. Voor de vorm zwaaide ik in de lucht en verliet het schoolgebouw. Op straat trof de gedachte me dat het allemaal zo snel voorbij gaat. Niet zo heel lang geleden liepen we voor eerst samen naar school. Alles was nieuw, onwennig, soms beangstigend, vaak sprankelend. Langzamerhand waren we er aan gewend geraakt dat ze niet meer naar de djetski sad (1), maar naar school ging.

Ik was, gelijk Vera, zes jaar oud, toen ik in 1969 voor het eerst naar de ‘grote’ school ging. De kinderen waren ouder en groter dan de kleuters en bovendien zag het stenen gebouw er veel imposanter uit dan de barakken van het Fluitketeltje. De eerste dag bracht mijn moeder me in haar witte Fiat 600 vanuit de Forsythiastraat naar de Evert Kuilema. De openbare school stond indertijd aan de rand van het centrum van Berkel, pal achter de Boerenleenbank. Bij dit filiaal had ik een spaarrekening waarop mijn oma 3 knaken had gestort.

Op het schoolplein heerste een weerzinwekkende chaos, reusachtige, wilde jongens renden achter elkaar aan, er werd luidkeels geschreeuwd en er werd zelfs gevochten. Verschrikt bleef ik aan de kant in de buurt van het hek staan. Direct nadat de bel was gegaan loste de anarchie op. De meesters verschenen, de kinderen stelden zich twee aan twee in rijen op, gedisciplineerd betraden ze het schoolgebouw. Wij werden door juffrouw Jansen opgehaald. Ze had kortgeknipt donkerbruin haar, droeg een sterke bril en was erg aardig. Tot mijn spijt waren wij eersteklassers veroordeeld tot het noodgebouw dat wel heel erg veel van mijn voormalige kleuterschool weg had. Nadat we in het lokaal hadden plaatsgenomen, las de juf de namen van de kinderen voor:
Vincent van Zon, John Toussaint, Jose Wendling, Marion Groen. Tot mijn opluchting noemde ze me bij mijn voornaam, het door mij zo verachtte ‘Reintje’ was in de kleuterschool achtergebleven.

Na de voorstelronde begonnen we met lezen, ik kende letters maar kon nauwelijks lezen, vrijwel direct wist ik niet meer waar we waren. Onthutst keek ik om me heen, het scheen me dat alle andere kinderen wel precies wisten wat er gaande was. Ik hoopte maar één ding: dat ik geen beurt zou krijgen. Het schrijven was ook al niet aan mij besteed. Mijn hand kreeg enkel akelige uithalen op papier, ik ging overal over de lijn en meer dan eens drukte ik de pen zelfs door de bladzijde. Even verlangde ik terug naar de veilige kleutergroep waar niets hoefde. Pas tijdens de rekenles voelde ik me een beetje op mijn gemak, 4-3 en 9+0 kon ik wel oplossen.

1 djetski sad = kleuterschool