Lenteverschijnselen
Op zaterdagochtend wekken de zonnestralen me uit mijn slaap. Het is halfnegen en ik voel me bijzonder
goed uitgerust. Vera is ook al uit bed. Samen ontbijten we en vermaken ons om Bosja. De kat loert
iedere ochtend naar de duiven op het balkon. Hij produceert daarbij klagende keelklanken en zijn staart
zwiept rusteloos over de tegels van de keukenvloer. Het is of ons huisdier uit een diepe slaap is ontwaakt.
Maandenlang lag hij in de buurt van de centrale verwarming te pitten, af en toe kwam hij naar de keuken om
een portie blikvoer te verorberen. Zijn gevleugelde vrienden trekken zich weinig van zijn bloeddorstige
enthousiasme aan, er zit tenslotte een glazen deur tussen. Hun aandacht gaat uit naar de broodkorsten die
we elke ochtend in de bloembakken leggen.
Bij het felle ochtendlicht heb ik mijn leesbril niet nodig om te kunnen lezen. Ik dank het nieuwe jaargetijde.
Veel tijd om me in het verhaal te verdiepen krijg ik niet omdat mijn dochter naar buiten wil.
Het asfalt is vochtig, omdat het een paar graden boven nul is. De ijshopen langs de weg slinken iedere dag een
paar centimeter verder weg. Tussen de flats ligt een smalle ijsvrije strook. Onder deze ontdooide lijn liggen de
buizen van de stadsverwarming. De zwerfhonden slapen op de verwarmde grond. De eerste groene grassprieten duiken
tussen de kluiten op.
De speelsplaats is verlaten, Vera verdwijnt in de buis van de glijbaan en ik ga in een schommel zitten. Mijn
pet en handschoenen berg ik op en ik strek mijn benen. Na enige tijd schijnt de zon tussen twee flatgebouwen door
recht in mijn gezicht. Mijn huid wordt langzaam warm. Ik knijp mijn ogen dicht, de hoge flatgebouwen, geparkeerde
auto’s en sneeuwbergen lossen op in het niets, terwijl ik wegzweef naar een ongemoeid en nimmer ontdekt strand.