Periferie
Tot mijn niet geringe vreugde begint de temperatuur geleidelijk te stijgen. Na drie poolweken
lijkt het ergste achter de rug te zijn. Hoewel het nog altijd min negen is, heb ik het gevoel
dat het buiten warm is. Kolja en Vera hebben dat nog sterker, het liefst zouden ze een in lentejasje
de straat op gaan. Het leidt tot verhitte discussies aan de ontbijttafel. Vera vindt het te heet
voor een spijkerbroek en maillot. Kolja zucht dat hij heus wel weet wat hij moet aantrekken, in elk
geval schijnt hij niet langer aan behoefte aan handschoenen te hebben.
Het is nu helemaal licht wanneer we van huis gaan. Op weg naar school rennen Vera en ik door de opgevroren
sneeuw. We stoppen abrupt, zodat we over de verijsde weg doorglijden. Het is alsof de longen met nieuwe lucht
gevuld worden. Bij het schoolgebouw krijg ik een vluchtige zoen, dan schiet mijn dochter naar binnen. In de
entree blijf ik gewoontetrouw een tijdje rondhangen. Iedere keer als er een paar kinderen naar binnen gaan
kan ik een blik in de garderobe werpen, totdat de zware deur zich vanzelf weer sluit. Bij mijn tiende kijkje
ontwaar ik Vera eindelijk, ze heeft inmiddels haar jas uit en haar schoeisel verwisseld. Vrolijk keuvelt ze
met een klasgenote. Even kijkt ze mijn kant op, ze knikt naar me en gaat haar spullen wegbrengen. Opgroeiende
kinderen, de wereld slokt ze op en ik verdwijn geleidelijk, maar onherroepelijk naar de periferie. Net als
mijn ouders indertijd. Het is niets om triest over te worden houd ik mezelf voor en maak me op voor mijn
dagelijkse gang naar de metro.