Tot de hoek



Zondag hebben we Vera’s zevende verjaardag gevierd. Niet de cadeaus, maar koekhappen en blindemannetje waren voor haar de hoogtepunten. Net als ik vroeger deed, had ze van te voren als stiekem in de kast naar haar presentjes gekeken.

Ik heb altijd een dubbel gevoel bij dit feest. Ik herinner me de warme april avond waarop ze geboren werd in de badkuip van onze flat. De ambulance was in de plaats van Pulkovskoje chaussee naar Pulkovskoje oelitse (straat) gereden. Vreugde en verbazing vochten om voorrang. Net als bij Kolja had ik een tijdje het gevoel dat ik op kussentjes liep en geen probleem scheen me onoverkomelijk. Het zou mooi zijn als ik me immer zo kon voelen, maar dat is onmogelijk.

Naast deze gelukzalige herinnering doemt steevast ieder jaar een van de schaduwzijden van mijn karakter op. De wens dat mijn kinderen altijd klein, lief en afhankelijk zijn, zodat ik me groot, sterk en onmisbaar kan voelen. Kolja is dit knuffelstadium allang gepasseerd, maar met Vera lukt het nog wel om dit verlangen enigszins vol te houden. ’s Ochtends breng ik haar opgetogen als op een mooie Pinksterdag naar school. Wie wie in feite nodig heeft wordt mettertijd steeds diffuser.

De maandag na de viering van haar geboortedag merkte Vera onderweg op dat ze best alleen naar school kan lopen. Natuurlijk beaamde ik dat ze dat kon en figuurlijk tuimelde ik met een ongekende snelheid in een diepe, gapende afgrond. ‘Als ik nu met je tot de hoek wandel en dan loop je in je eentje het schoolgebouw binnen’, stelde ik voor. Ze knikte. Op de uitverkoren plek bleef ik een beetje verloren staan. Daar ging ze enkel en alleen. Niet één maar twee keer keek ze om en wuifde een tikje onzeker naar me. Weliswaar niet op kussentjes, maar in elk geval met een onbezwaard gemoed vervolgde ik mijn voettocht over het licht bevroren pad naar de metro.