Zere knieën en de derde stem



Als je een nieuw huis of een auto aanschaft schijn je daar slechts enkele maanden gelukkig mee te zijn. Daarna ebt het fortuinlijke gevoel langzaam weg. Je raakt aan je aankoop gewend en vergeet dat je er ooit lang naar uitgekeken hebt. Momenteel geniet ik slechts van de douche. Een blik in de tuin doet mijn humeur goed. ’s Avonds, voor het slapen gaan, maak ik gaarne een rondje door de tuin in het schijnsel van de dit jaar warme witte nachten. Soms komt alles samen.

Intussen ben ik ook weer net zo verslaafd aan de Stones als in de vroege middelbare schooljaren. Rob Roeling, mijn maatje van de Erasmus Universiteit, vroeg me er laatst naar. We leerden elkaar kennen op de avondschool waar we op jacht waren naar het VWO diploma. In onze studietijd fantaseerden we over een aansprekende carrière als snedige journalist of als briljante wetenschapper. In afwachting van al dat groots laafden we ons aan bier en de muziek uit de vroege jaren 80. New wave was in, maar ook de Stones deden nog volop mee in die tijd.

Na een paar dagen loopt het water uit het bad maar langzaam weg. Het vocht kan zijn weg naar beneden kennelijk niet vinden. Aanvankelijk help ik een handje door de put leeg te scheppen, maar dat is een noodoplossing. De kuil staat iedere ochtend tot de rand vol. Er zit niets anders op dan om hem te vergroten.

Ergens in de jaren negentig verloor ik mijn interesse in de rockmuziek, de bombast van Nirvana en de bravoure van Oasis stonden me niet aan. Zelfs de lelijkste band van de wereld kon me niet meer boeien. Eigenlijk waren de Beatles veel muzikaler dan de herrieschoppers uit Londen. Na de eeuwwisseling werd mijn belangstelling weer gewekt door punkachtige bands als Libertines en Arctic Monkeys. Tevens begon ik fanatiek met het terugverzamelen van mijn voormalige platenverzameling. Zodoende kocht ik een mp3 met alle albums van de Rolling Stones, gewoon voor de hep, niet om naar te luisteren.

Het gat bevindt zich in de houtschuur, een wat ongelukkig gekozen plek, want er is weinig ruimte om te graven. Een heel weekend kost het me om de afvoer te verbreden en te verdiepen. Met een lom beuk ik de keiharde grond los, kruip voorover en haal handje voor handje de aarde en de kiezels naar boven. Het oppervlak onder mijn knieën is hard en voelt onprettig aan. Het werk vordert langzaam, maar aan het einde van het weekend zijn vele kubieke meters zand afgevoerd. Ik heb een houten deksel van planken getimmerd om het gat af te dekken. Op de deksel kunnen houtblokken gestapeld worden, zodat er geen ruimte verloren is gegaan.

Nadat het doosje een paar weken in mijn kast had gestaan haalde ik het te voorschijn, enkel ‘Bridges to Babylon’ en ‘Bigger Bang’, precies de enige twee albums van de groep die ik nooit gekocht had, ontbraken. Ik vroeg me af of ik ‘Between the Buttons’, het eerste meesterwerk van de band, nog zou kunnen waarderen. Een merkwaardige LP die zowel traditioneel en experimenteel tegelijk klonk, de rhythm and blues was vermengd met andere muziekstijlen. Hetgeen resulteerde in een broeierig, ietwat slordig, maar bovenal volstrekt uniek geluid. Dan was er ook die onbekende derde stem: was het Brian Jones, Bill Wyman of producer Andrew Oldham? Een prachtige raadsel dat het verdient om nooit te worden opgelost. Wekenlang zaten de Stones in mijn player en de twee ontbrekende albums ben ik in de platenwinkel gaan halen.

Maandagmorgen voel ik dat er iets niet goed is met mijn knieën. Het is alsof ze beurs zijn, vooral tijdens het trappenlopen ondervind ik er veel hinder van. Enige dagen sjok ik moeizaam voort, zo voelt het dus om ‘Out of time’ te zijn.