De drollendijk

Tussen Molkwerum en Stavoren ligt een zeer prettig fietspad, beschut achter de groene dijk. Een verademing, aangezien de fietser van Hindelopen tot Molkwerum de weg met gehaaste automobilisten en rumoerige motorrijders, deze ijzeren paardridders schijnen er plezier in te hebben een bak herrie te produceren waarvan ze onder hun helm nauwelijks last van hebben, moet delen. Ter hoogte van de camping buigt de weg naar rechts, terwijl de fietser recht door kan, wel dient er even afgestapt te worden om een klaphekje te openen, enkel gewone en elektronische fietsen kunnen van het pad naar de woonplaats van het paadje gebruikmaken. Deze korte onderbreking is echter zeer de moeite waard, want vanaf dat moment ben je van het lawaai makende verkeer verlost. Aanvankelijk had ik niet door dat een oase van rust achter de houten afscheiding in het verschiet lag. Ik had een korte pauze genomen, na een tochtje van 4 kilometer uit Hindelopen, en was de dijkhelling beklommen om van het zicht over de voormalige Zuiderzee te genieten. Op een gegeven moment zag ik een gezinnetje geroutineerd afstappen, vader opende het poortje en alle leden gingen er door. Typisch Hollands dacht ik nog, om je van geen enkel verbod iets aan te trekken, echter enige tijd later zag ik een groepje eerzame fietsers van middelbare leeftijd, zonder een spoor van anarchisme, hetzelfde doen. Ik besloot daarop zelf ook een kijkje te nemen.

Spoedig kwam ik achter de reden om een versperring te plaatsen. Grote groepen witte schapen bevolkten de dijk. Het waterschap had kennelijk besloten om de grasmaaiwerkzaamheden aan deze luid blatende, vriendelijke viervoeters over te laten. Gezegd moet worden dat ze het gras heel netjes en egaal hielden. En dat niet alleen, want behalve dat ze het gras kort schoren, schijten ze vaak en ontzaglijk veel. Iedere keer wanneer ik de waterkering beklom moest ik door de drollen laveren, ik kan het me niet heugen dat ik in enkele minuten tijd zo veelvuldig in een keutel heb getrapt. Toch was het alleszins de moeite waard, daar ik reeds na mijn derde beklimming een minuscuul zandstrandje ontwaarde. Ik tok mijn zwemgoed aan en wandelde langzaam het golvende IJsselmeer in. Het was ondiep aan de kant, af en toe verpulverde ik een schelp onder mijn voet. In de verte ontmoette ik weer de oneindigheid, waar de lucht en het water in elkaar op lijken te gaan, die ik Rusland nooit voel en achter mij hoorde ik het uitbundige groepsgeblèr van de woldragende beesten.