Vakantiegevoel, week 1, deel 3
Vier weken na mijn terugkeer uit Nederland, ben ik er eindelijk ingeslaagd om een werkend wordachtig programma
op mijn tablet te installeren. Dat maakt de verslaglegging van de vakantie in Nederland een stuk eenvoudiger,
ik hoef niet meer naar de stad om mijn verkreukelde blaadjes met aantekeningen in te typen. Hoe dan ook prefeer
ik eerst met pen iets op papier te zetten en het pas later te digitaliseren. Het voelt authentieker, net als een
LP mijn voorkeur heeft boven een CD of een mp3.
De zomer in Rusland is laat begonnen, niet eerder dan Augustus, normalitair is het dan juist al over,
worden de nachten kouder en koelt het rivier water in een rap tempo af. Nu keer ik weer terug naar de de eerste juli
week in Nederland.
Zaterdagochtend 4 juli brengt Henneke me naar station Heerenveen, het is een merkmaardige stad, vermaard om de
Thialf ijsbaan en de plaatselijke voetbalverenging, maar tegelijkertijd oogt het centrum als een saai dorp.
In de jaren 70 en 80 woonde mijn oma, op een steenworp afstand van het spoor, in de verzorgingsflat de Heerenhage.
Ik ging weleens met mijn moeder op bezoek, een keer heb ik mijn grootmoeder alleen opgezocht. Na mijn aankomst werd
ik direct aan al haar vriendinnen voorgesteld, iedereen was trouwens al op de hoogte dat een van de kleinkinderen uit
Rotterdam langs zou komen. Na de zegetocht trokken oma en ik ons terug in haar comfortabele flatje, in iedere kamer
hing een trekkoord waarmee je de zuster kon verwittigen, zelfs op het toilet, waaraan ik per vergissing trok in
de verondersteling het licht aan te doen. Oma had teletekst op haar kolosale kleuren tv, een venster naar de wereld
waar ik met mijn draagbare zwartwit Philps enkel van kon dromen. In 1967 schonk ze ons haar televisietoestel, omdat ze
voor de tweede keer in het huwelijk trad. Ik was als enige kleinkind aanwezig tijdens het etemtje na de
huwelijkvoltrekking en stopte tot hilariteit van de familie de overgebleven helft van een kroket, meer kon ik niet op
en leek me zonde om weg te gooien, in mijn broekzak.
Op de parkeerplaats aan de voorkant van het station nemen Henneke en ik afscheid. Het is formidabel heet op de
uitgestorven straat, ik wandel naar het perron, check in en wacht op de trein richting Rotterdam. Mijn eindbestemming
vandaag is Zutphen. Voorheen kende ik het plaatsje enkel van de Aardrijkskundeles van de vierde klas van de lagere school.
Tegenwoordig wonen er twee vrienden van me. Negen jaar geleden deed Arjen van de Sar Petersburg aan om een artikel
voor een bedrijfsmagazine te schrijven. We hielden contact en hij stimuleerde me om boekjes uit te brengen, die hij
in eigen persoon weer van flapteksten voorzag. Onlangs bracht hij ‘Nee bestaat niet’, van Arie Haan, een handboek
voor succesvol ondernemen in China, uit. Mij viel de eer ten deel om meelezer te zijn. Drie jaar geleden ontving ik
een email van John Tousain (geen dubbele s en in het midden en ook zonder t op het einde) met wie ik op de Evert Kuilema
lagere school vanaf de eerste dag in een klas heb gezeten. John kon goed jennen, maar hij was vooral een hele aardige
gozer. Een keer was hij het slachtoffer van een uiterst merkwaardige incident, de meester smeerde zijn brilleglazen
in met dikke, witte lijm, we wisten geen van beiden waaraan hij deze bizarre straf had te danken. Tousie en ik
voetbalden in een team, eerst in D2 van CVV Berkel en later in A2 van het Bergschenhoekse BVCB. Op zaterdagavond
gingen we stappen in het Polderhuis te Bergenschoek of het Bleiswijkse Casa Nostra. Toen we vijftien waren zijn we
met Erik Hahn en Ernst Schetselaar door Belgie en Luxemburg gereden op gewone fietsen met zwaar beladen krantentassen
en sliepen op campings en in jeugdherbergen, ongetwijfeld mijn grootste prestatie op wielergebied. Mijn oud klasgenoot
is evenwel nog steeds een fanatieke cyclist, twee jaar geleden koerste hij en zijn vrouw Fabienne in de omgeving
van Vladimir, een stadje in midden Rusland.