Herdromen: Het einde van de wereld

Het is dinsdagavond, we hebben net macaroni met ham en gesmolten kaas gegeten. Na het avondeten ben ik naar mijn kamer op de eerste etage gegaan en draai een plaatje. De bel gaat, ik ga naar beneden om open te doen. Ruud en Leo staan voor de deur. Ze zijn beiden nogal opgewonden, ze zetten hun fietsen op slot en gaan naar mijn kamer. 'Heb je het gehoord?', vraagt Ruud. Zonder mijn antwoord af te wachten gaat het verder, 'morgen vergaat de wereld'. Zijn opmerking slaat in als een bom. Ik kijk naar Leo, die meewarig instemmend knikt. 'Tsja, het is dus voorbij', fluistert hij zachtjes. Ik besef dat hier geen sprake is van een flauwe grap.

'Morgen al', breng ik uit, 'maar we moeten nog zoveel doen'. De stilte treedt in. Zonde van de Korg synthesizer die ik net gekocht had. We waren van plan om weer een bandje op te richten, geen punk meer, maar om een nieuw soort muziek te maken en de wereld te veroveren. Het voetbal seizoen is ook weer begonnen, van B2 ben ik naar A2 gegaan. Leo en ik zitten in de vijfde klas Vwo van het Calandmuseum, Ruud is naar de havo gegaan. Mijn moeder roept me: Ger is aan de telefoon, ik neem de traptelefoon, lekker privé.

'En?, vragen Ruud en Leo, als ik weer boven kom. 'Ja, het is waar, ik heb afgesproken met hem afgesproken bij de Hoge limiet, laten we meteen weggaan'. Mijn moeder voegt ons quasi bezorgd toe het niet al te laat te maken, omdat we morgen een schriftelijke overhoring Natuurkunde hebben. Wat een onbehoorlijk cynisme, terwijl de wereld onder je kont vergaat. Het lijkt sowieso wel of de hele situatie langs de volwassenen heen gaat, we wanen ons in de Bodysnatchers. Ik haal mijn fiets uit de garage, de buurman staat rustig het onkruid te wieden in z'n voortuintje.

We rijden een stukje over de Rodenrijseweg en slaan linksaf richting het Bonfut.We wachten netjes tot de verkeerslichten op groen staan en steken het kruispunt over. Ter hoogte van de Hoge limiet stappen we af, gaan in het gras zitten en kijken naar de torenflat van Humanitas en de gebouwen van de scholengemeenschap Caland, door de leerlingen Colditz genoemd. 'Dit is de laatste keer dat we de weg naar de gehate school hebben gefietst', merkt Ruud op.

Ger's moeder heeft een potje Pickwick thee gezet en trakteert ons op stroopwafels. Ze vraagt ons of we al beslist hebben met welk schoolreisje we mee willen: Berlijn, Parijs of Londen. 'Berlijn', antwoordt Leo, verbouwereerd. Zou ze van niks weten of houdt ze er net als mijn moeder de moed er gewoon in? De buurman staat fluitend zijn auto te wassen. Ger geeft een kort knikje, niks zeggen dus. We slurpen de hete thee naar binnen en vluchten naar Ger's minuscule kamertje op de eerste etage. We spelen een potje risk. Vanaf dat moment spreken we elkaar alleen nog met de bijnamen aan:
Ger -varken, vanwege zijn tafelmanieren,
Leo-Big bril of Brown Brown of zeehondje omdat hij zo onschuldig de wereld inkijkt zonder bril,
Ruud-Boos of Bruut
en ik-bolle Jansje.
Zoals altijd wint Ger die rondenlang alleen maar legers spaart en dan genadeloos iedereen van het bord mept. Ruud zit zich stierlijk te vervelen,dit is toch geen groots en meeslepend afscheid, hij wil naar Kaassee, dat vlakbij, net over de Rozenbrug ligt.

We hebben weinig trek in. Een paar weken geleden zagen we dat Jules Deelder onder gespuugd werd door het publiek. Jules Deelder is een van onze helden. We hebben hem laatst in het echt gezien bij Goozen onze tekenleraar die op de Provenierssingel woont. Beschroomd zeiden we hem gedag, hij groette nog terug ook. Mooie boze kop, we waren erg onder de indruk en keken nog naar de boventrap, terwijl hij allang verdwenen was. Op school hebben we het aan onze klasgenoten verteld, de meeste kenden hem geeneens, dat was pas echt een goed teken.

Uiteindelijk besluiten we om naar Nullis Pretti in Schiebroek te gaan. We rijden terug over de Ringdijk naar Nullis. Tegen het ijzeren hek staan brommers en fietsen. Het is vreselijk druk. Met moeite weten we de bar te bereiken en het door het afwasmiddel immer zuur smakende bier te bestellen.

Arjo, Mark, Reinier Rietveld en Ed van de Torpedos zijn er ook. De Torpedo's is een echte band, een paar maanden geleden hebben ze op Caland opgetreden. Nog twee jaar en dan staan ze op New pop of zelfs in Ahoy, daar heerst geen enkele twijfel over. Vooral tegen Mark kijken we een beetje op, hij heeft de uitstraling van een rebel, koel, rookt een shaggie, of misschien is het wel een blowtje, in de hoek, meisjes om hem heen.

Meewarig merkt Boos op, dat we aan al die dingen niet meer toe zullen komen. Het maakt mij weinig uit, ik raak al aardig aangeschoten. Boos wordt sentimenteel op zijn ouwe dag, we hebben de hele avond nog voor de boeg. Hij snuift geërgerd, maar gaat deze keer niet op ons getreiter in. Zijn oogjes schitteren achter z'n brillenglazen, we hebben hem inmiddels op scherp gezet. 'Laten we liever wat gaan bikken', stelt hij voor. We fietsen naar de patatzaak in de Bergse Dorpstraat. Bij de ingang van de snackbar zit klasgenoot Ron Kleij op zijn Zundapp.

'Zo honger gekregen van het huiswerk maken?' schertst de uitbater. 'Toen ik jullie leeftijd had zat ik elke avond met mijn neus in de boeken'. 'Vandaar dat u nu patat bakt', merkt Ron gevat op. 'Dit is toevallig mijn eigen bedrijf, ik ben zakenman, omdat mijn hulpje griep heeft, sta ik hier vandaag'. 'Vieze kapitalistische uitbuiter', fluistert Ruud net iets te hard. 'Of zijn jullie alternatievelingen die het goed vinden dat de communisten hier dadelijk binnen lopen?', merkt hij misnoegd op. 'Straks lopen jullie allemaal in van de Mao overalls'. 'We zijn scholieren, we zitten op het Caland om de hoek', antwoordt Ger haastig. Hierna ontdooit de man weer, 'ja, jullie zien er veel te onschuldig uit. Jullie zijn gewoon lieve jongens, als jullie je best blijven doen op school dan komen jullie er heus wel'. 'Ik heb mijn fiets niet op slot gezet', zegt Ger en wandelt naar buiten, Ruud, Leo en ik volgen opgelucht zijn voorbeeld. Ron bestelt om het niet al te erg te laten lijken een broodje jonge kaas en een milk shake.

Buiten likken we onze wonden. Volwassenen zijn een ander ras, ze leven in een schijnwereld aan elkaar hangend van domheid en leugens. We kunnen ons niet voorstellen dat we ooit ook zo zullen worden. We leggen wat vijfjes bij elkaar voor Leo die wat blikjes Heineken gaat halen. Ron stelt voor om naar de kelder van Hammie te gaan, waar we lekker hard plaatjes kunnen draaien zonder dat de buren er iets van zeggen. Op de Molenlaan komen we Hoppie tegen. Hij is stiekem van huis gevlucht, toen zijn ouders in de badkamer waren. Hij hoeft nu toch niet bang voor huisarrest te zijn.

We snijden ons favoriete onderwerp aan: het onbewoonde eiland in de Stille Zuidzee. De reis zullen we bekostigen door ons zakgeld op te sparen en met vakantiewerk, zoals tomaten plukken en vakken vullen bij de Edah. We hebben een prachtige wereld zonder geld, ouders, leraren en politieagenten voor ogen. We bouwen een paar hutten en eten het fruit dat aan de bomen groeit. Leo en Hoppie vangen visjes, en als dat niet lukt worden we wel vegetariërs.

Muziek maken, boeken schrijven en schaken in de zon, Ruud en ik zijn al aan een psychedelisch conceptalbum begonnen, dat op niet commerciële wijze aan de man gebracht zal worden, maar niettemin succesvol blijkt. Volgens Leo kan dat helemaal niet. Nou ja, een klein beetje winst maken met een paar hitjes, zeker in het begin, moet toch wel kunnen lijkt mij. 'Een typische hypocriete bourgeois redenering', aldus Ruud, die zijn nederlaag in de patatzaak nog duidelijk niet vergeten is. 'Je hebt helemaal gelijk hoor Boos, maar ja, elke revolutie heeft nu eenmaal zijn eigen elite nodig', provoceert Leo. 'Leren jullie eerst maar eens behoorlijk spelen, want voorlopig is het niet om aan te horen', treitert Ger nog even door. 'Hoe kan je nu Utopia creëren met een blokfluitende padvinder en een voetballer aan je zijde?' vraagt Ruud zich semi verontwaardigd af. Na de Irenebrug slaan we links af en rijden we de Rottekade op.

In Hammies kelder is het al aardig druk. We gaan in een leeg en donker hoekje zitten. Wat hebben we nou eigenlijk meegemaakt, is het gespreksonderwerp. De oliecrisis, de inval in Afghanistan, de val van de sjah, het schot van Rensenbrink op de paal. We zullen nooit wereldkampioen worden. Fc Knudde van Toon in het AD. Floris, Q en Q, Stuif es in en de Fabeltjeskrant. Van Oekel, Shoah, Jacobse en van Es, Dallas en Neon. De dood van Elvis, de nepverloving van Herman Brood met Nina Hagen. De doorbraak van de Police, onze eigen Beatles. Never mind the Bullocks, Rocket to Russia en No more heroes, het begin van de nieuwe muziek.

'Welke boeken hadden we moeten lezen?' brengt Ger in. Dostojevki, Kafka, Orwell, Goethe. Misschien wel de bijbel? De meesten hebben alleen maar wat van de verplichte boeken gelezen voor het eindexamen over twee jaar zoals: De uitvreter, Die Schachnovelle, Terug naar Oegstgeest en Animal Farm. Ger en Ruud hebben tenminste Tolkien nog gelezen.

Het is inmiddels half twee geworden, het bier is op. Niemand weet hoe veel tijd we nog hebben, maar de koortsachtige energie van het begin van de avond is verdwenen. 'Krijgen we straks een vuurbal, een neutronenbom, een vulkanische uitbarsting of een overstroming', mijmert Ruud. Maar het is duidelijk dat hij weinig zin heeft om er serieus over te discussiëren. We spreken af wakker te blijven tot het moment dat het gaat gebeuren. Leo ligt al languit over een paar kussens en staart wazig naar het lage kelderplafond. Hoppie tikt zachtjes mee met de maat van de muziek. Alleen Ger, die gewend is nachtjes over te slaan, is nog helder en begint aan de eindeloos lange mop over de drie rode balletjes. Tijdens, 'white punks on dope' dut ik in.

Gedroomd in 1980 en nog een keer in 2003