Uitgeleend

Ze hadden afgesproken in de centrale bibliotheek van Rotterdam. De ene schrijver, die altijd op tijd kwam, hing wat verveeld rond op de begane grond. Hoe stipter de mens des te vaker hij moet wachten, dacht hij sikkeneurig, eigenlijk verspillen laatkomers veel minder tijd. De andere schrijver liep in een straf tempo over de Hoogstraat en nam van tijd tot tijd een fikse hap uit de inmiddels wat afgekoelde, van het vetdruipende halve Hema rookworst. Wat had hij al die jaren hier naar verlangd, vegetariërs behaalden toch weinig bevrediging uit hun gelijk.

De ene auteur was het wachten zat geworden en toog met de roltrap naar de afdeling romans. Hij zocht en speurde tevergeefs, noch van hemzelf, noch van zijn jeugdvriend was ook maar een novelle te vinden. Teleurgesteld daalde hij naar de begane grond af en zag vanuit zijn ooghoek de ander arriveren.
'Rien, wat ben je toch een godverlaten klootzak, vijf jaar heb ik je niet gezien en zelfs nu kan je niet op tijd komen.'
De oude vrienden omhelsden elkaar langdurig.

'Pierre, het is goed je eindelijk weer te zien’, riep de wat meer ingetogen schrijver na de langdurige omarming. Pierre voelde de tranen opkomen en wendde zich af. Nadat hij weer een beetje de controle over zichzelf herwonnen had, zei hij paniekerig: 'we staan er niet tussen, ik heb echt overal gekeken, er is geen hond die ons leest'.
Rien die wat optimistischer van aard was en de realiteit ook rekbaarder bezag zei: 'hier is vast een verklaring voor, kom we gaan naar de vragenbalie op de tweede.'

De mevrouw van de klantenservicebalie nam het tweetal een beetje verbaasd op. Twee vroege veertigers die er proberen als schrijvers uit te zien. Ze zagen er eerder uit als landbouwers, maar ja, iedere boerenlul die de spellingcontrole op zijn tekstverwerker weet te vinden noemt zich tegenwoordig auteur. Ze had in elk geval lang genoeg in de hulpverlening rondgelopen om labiele, maar verder ongevaarlijke lieden vriendelijk tegemoet te treden.

'En onder welk pseudoniem publiceert u als ik het vragen mag?'
'Pierre Paamjee', antwoordde de een.
'Rien Jansov', fluisterde de ander.
'Hum, laat me eens denken, de eerste klinkt een beetje Zuid-Europees, Frankrijk of Spanje zou ik zo zeggen en de ander vind ik overduidelijk Oostblokkiaans, klopt dat een beetje heren, u bent zeker al erg lang weg uit Nederland?'
Beiden glimlachten, een beetje dommig, deels verlegen.
'Heeft u nog iets gemeen, bijvoorbeeld verliefd geweest op hetzelfde meisje en tegelijkertijd afgewezen'?
'Nee, dat niet, maar we komen wel allebei uit Berkel'.
'Dat is een hele goede aanwijzing.'
De baliedame begon naarstig op het toetsenbord te dreunen.
'Wat hebben we hier, bij afdeling wetenschapsnostalgie vinden we de eerstejaarsscriptie van Professor Koole, getiteld 'De luidruchtige opkomst en roemloze ondergang van het tibbabschaakimperium'. Bij de muziek de verzamel cd 'Non urbane klassiekers' met de Flashbacks, Narcissus Rex, B4 Darkness, Dreadfull Great, de Legend of discovering, de Streetpoets, Two Continents Meet en de Iyan Reed experience.'
'Ja dat waren nog eens tijden', mijmerde Pierre, 'bij mijn drienachtendoorfeesten kwam bijna de gehele Berkelse en Kleiwegkwartier muzikantenscene op bezoek. Jij tokkelde toch ook indertijd een beetje Rientje?'
'Maar is er echt niets van ons te vinden?' vroeg Rien, 'we sturen onze kopij al jaren op na alle uitgeverijen in Nederland, iemand moet dat toch opgepikt hebben?'

Er viel een pijnlijke stilte. De ingetogen schrijver voelde zich langzaam onwel worden. Hij had het gevoel dat de slecht gekauwde brokken Hema rookworst zich aan zijn maagwand vacuüm zogen en begon een tikkie onhandig om zijn as te draaien. Intussen werkten de hersenen van de bibliothecaris op volle toeren, ze besloot een risico te nemen, complimentenvissers zijn nu eenmaal niet zulke kritische toehoorders.

'Weet u, sinds kort zijn onze zoekbestanden geherautomatiseerd, dat wil zeggen dat je voortaan alleen boeken kunt vinden die niet uitgeleend zijn. Het was in het begin natuurlijk wel even wennen, maar het voorkomt teleurstellingen. Noemt u eens titel van een van uw werken.'

'Vroeger was alles beter omdat ik toen jong was', bracht Rien er met moeite uit.

'O ja, die herinner ik me wel, wat dom van me, ik heb het op de kamer van mijn dochter zien liggen. Uw werken staan op elke literatuurlijst van iedere achttien jarige. Dat weet ik van mijn dochter, al haar vriendinnen zijn gek op de weemoedige implosies van de ondergeschoven jaren tachtig generatie. Binnenkort worden de mondelinge examens afgenomen, daarom liggen uw boeken nu even niet in onze schappen.'

De spanning ebde weg, de bibliothecaris wist dat ze goed gegokt had.

'Dan komen we over vijf jaar wel een keertje in de herfst langs. Kom Rien, dit succes moeten we vieren, waar gaan we heen: de Consul of de Oude Haven?', riep de opgevrolijkte Pierre.