De brievenbus



Ik zal een jaar of zeven zijn geweest toen ik op het idee kwam om enkele losse draden van mijn sokken te posten in de brievenbus die bij het bruggetje van de Lindelaan stond. De bedoeling was dat mijn grootmoeder -welke van de twee ik in gedachte had weet ik niet meer- er weer mooie kousen van zou maken. Ik vertrouwde erop dat de postbode het wel bij het juiste adres zou afleveren. Voor alle zekerheid heb ik er een kwartiertje later nog velletje papier met ‘Oma’ achteraan gegooid.

Dezelfde dag besloot ik een zelfgemaakte tekening naar familie Les Nées, die in het mooie Hambach woonde, te zenden. Ondanks dat ik Duitsland op de achterkant van het blad had geschreven, heb ik nooit vernomen of ze mijn schets destijds ontvangen hebben.

Een tijdje later ontdekten Arthur Sauer en ik dat je ook nog andere dingen in de bus kon stoppen. Het begon met kauwgompapiertjes, maar het leek ons aardiger bladeren, grind en kluiten op te sturen. Uiteindelijk duwde Arthur een bevroren drol door de gleuf naar binnen. Na dit vergrijp renden we allebei heel hard weg. Na verloop van tijd keerden we terug en hielden ons in de struiken verscholen totdat de bus werd geleegd. Het liep op een grote teleurstelling uit: de postbode draaide het slot routineus open en hield zonder te kijken de postzak onder de bus.

In het daaropvolgende voorjaar deponeerde ik een verse hondendrol in de bus en stelde me verdekt op. Na enkele minuten was ik het wachten beu en ging naar huis. Thuisgekomen vroeg mijn moeder of ik een brief, die bestemd was voor oma in Winschoten, wilde posten. Ze zag dat ik vuurrood werd en vroeg wat me mankeerde. Ik antwoordde dat ik heel erg hard gerend had. Ik voelde dat ik iets heel ergs had gedaan, iets onomkeerbaars, door mijn leugen was ik gedwongen de brief weg te brengen. Tergend langzaam liet ik de envelop los (tot overmaat van ramp had ik het uitwerpsel in de verre post geworpen) en nog voordat de brief geland was realiseerde ik me dat er ook een postbus bij de kerk op de Noordeindseweg stond.

Tijdens het schrijven van het stukje schoot me te binnen dat mijn moeder mij wellicht vanuit het keukenraam gadegeslagen had en me daarom met een (nep)brief op pad stuurde. Ik heb sindsdien in elk geval nooit meer iets in een brievenbus gestopt wat er niet in hoorde.