Het langste telefoongesprek

Januari 1993

Ik ben op bezoek bij Jan, we zijn van plan om te gaan zwemmen in het zwembad aan de Crooswijkseweg. De telefoon gaat, het is Bjorn. Jan geeft de telefoon aan mij. Dus toch, denk ik nog voordat ik de hoorn grijp. 'Ik heb geen leuk nieuws voor je', begint hij. Laat maar, ik weet het al. Ton biedt aan om mij met zijn motor weg te brengen.

Daarna vervagen de beelden. Ik kan me alleen nog herinneren dat een zuster van de verzorgingsflat in Schiedam me vertelde dat ze een hartaanval had gekregen in de vijf of tien minuten dat zij niet in de kamer was geweest. Alsof ze bang is dat ik haar iets zal verwijten. Merkwaardig is het wel, mijn moeder had in augustus een hersenbloeding gehad en was aan het herstellen. Over niet al te lange tijd zou ze weer naar huis mogen en als het aan haar lag ook weer gaan werken.

Ik ben alleen in de kamer met mijn moeder. Ze is zo mager geworden, het lijkt net een meisje dat slaapt, hoogstens haar gezicht is wat te wit. Het is voor het eerst dat ik een dode zie. Ik raak haar aan, ze is stijf als een pop, alleen haar haar is zacht. Ik heb geen moeder meer, dus ik ben geen kind meer.

Plotseling voel ik een pijn boven mijn verdoving opkomen, die dwars door mijn strottenhoofd, via longen, mijn ribben trekt en in mijn maag eindigt. Ik had nooit geweten dat rouw ook fysiek is. Ik probeer te huilen, maar heb geen tranen.

Ook van de terugreis kan ik me niets meer voor de geest halen. Opeens bevind ik me weer in mijn woning. Het is al over twaalven. Ik probeer Natasha te bellen, gelukkig krijg ik dit keer gemakkelijk verbinding met Rusland. Ik haal het gesprek aan dat ik met mijn moeder in december had. Hoewel ze Natasha nooit had gezien, vertelde ze dat ze wist ik de ware had gevonden. Ik ben gelukkig, omdat ik Natasha's stem hoor en tegelijkertijd diep bedroefd. Om 's ochtends zeven uur, na negenhonderd gulden verbeld te hebben, hangen we op. Natasha komt pas over een week naar Nederland.