Wat een boer niet kent dat vreet ie niet

Als ik eerlijk ben, lust ik eigenlijk bijna niks. Paddestoelen of ze nou ingemaakt, gezouten of gebakken zijn. Nog erger is het zoeken naar paddestoelen in het bos. Nu is het bos hier ook niet zo ingericht als in Nederland, met netjes aangelegde paadjes, prullenbakken en wegwijzers. De enige keer dat ik paddestoelen ben gaan zoeken, ben ik drie keer over een omgevallen boom gestruikeld, in een kuil gevallen, door de muggen verslonden en natuurlijk grandioos verdwaald. Ook de zomersoep bestaande uit verse groenten, fijngesneden dokterskaja calbasa (leverworst), zure room en koud water is niet aan mij besteed. In het eerste half jaar dat ik hier gewoond heb ben ik dan ook fiks afgevallen. Op een gegeven moment woog ik zelfs minder dan zestig kilo. Daarna heb ik geen informatie meer over mijn gewicht kunnen inwinnen, omdat Kolja de weegschaal liet vliegen. Maar zo langzamerhand begin ik aan het voedsel te wennen.

Deze zomer was mijn vriend Hans op bezoek. Vol trots liet ik hem een eigen geteelde komkommer proeven. Hij nam een muizehapje en legde hem terzijde. Met veel smaak at hij de vegetarische maaltijd op, maar de augurk bleef hij stelselmatig negeren. Uiteraard was ik hevig verontwaardigd, maar liet verder niets merken. Later op de avond evalueerden, dat wil zeggen roddelen over degene die al liggen te slapen, Natasha en ik de dag. Dat Hans, alles behalve onze onbespoten eigen kweek augurk, lustte is haar ook opgevallen. Daar hebben we in Nederland een spreekwoord voor. Natasha knikt, we weten allebei dat dit gezegde in de eerste plaats voor mij geldt.