De geldwisselaar

Op een hoek van het naburige verkeersplein staan de valutawisselaars. Met de invoering van de Euro is hun werk een stuk overzichtelijker geworden, er hoeft alleen nog maar in Euro's en dollars gerekend te worden. Mensen die wat roebels over hebben wisselen die in tegen dollars, omdat de dollar geleidelijk doorstijgt. Toeristen die in het Pulkovskaya hotel verblijven en zakenmensen ruilen hier dollars tegen roebels. Je kan dollars natuurlijk ook bij de bank inwisselen, maar dan moet je lang wachten, je paspoort meenemen en bovendien ligt de koers op straat altijd stukje hoger.

Ik ben inmiddels een soort vaste straatklant geworden. De meeste handelaren op het plein kennen me wel, eentje vraagt steevast als ik langsloop of ik vandaag bij hem kom wisselen. Aan hun kleren en vervoermiddel te zien verdienen ze niet slecht.

Maar toch, hoe werkt het nou eigenlijk echt, vraag ik me al een hele tijd af. Hoeveel kunnen ze na een dag achterhouden? In mijn kennissenkring wist niemand me precies te vertellen hoe het zit. Vandaag moet ik toch geld wisselen, dus neem ik mij voor om het aan de wisselaars zelf te vragen. Aangekomen op de plaats van bestemming, komt er niets van mijn voornemen terecht. Een andere man dan gewoonlijk komt op me af, ik durf het domweg niet aan hem te vragen. Ik zal het nooit vragen bedenk ik, als ik na de overdracht mijn weg vervolg.

Een week later kom ik, op weg naar de markt, langs de wisselplaats. Het is negen uur 's ochtends. Het is te vroeg, er staat nog niemand. Ik heb een probleem, want ik heb te weinig roebels op zak om mijn boodschappenlijstje af te werken. Ik loop wat kringetjes bij de trap van het voetgangersviaduct, in de hoop iemand aan te treffen. Na een tijdje gaat de deur van de enige, bij de rotonde geparkeerde, auto open. Inwendig juich ik, het is mijn vaste wisselman. Vandaag vijftig dollar zeg ik. Terwijl hij het bedrag uittelt informeer ik voorzichtig hoe het systeem werkt. 'Hoezo hoe 't werkt?' herhaalt hij. 'Je bent toch een intelligent mens?' 'Ik koop het goedkoop en verkoop het daarna weer duurder'. Dertig of veertig kopeken per dollar'.

Ik heb het blijkbaar getroffen, want ongevraagd vertelt hij verder. 'Het is een gevaarlijk beroep. Er zijn er al twintig van ons vermoord'. Ik ga ervan uit dat hij de afgelopen tijd bedoelt. 'Ik blijf daarom meestal in mijn auto zitten. We staan hier altijd met een groepje van acht of tien man, dat is een stuk veiliger. Er staat hier ook altijd een politieagent, dat helpt wel een beetje, ze (de overvallers) blijven op afstand. Maar als ze echt komen draait hij zich om en is hij weg. Om zes uur, als het donker begint te worden, stop ik. Sommige anderen gaan dan nog een tijdje door, ik niet, veel te link. Ik rijd nooit direct naar huis, ik ga altijd eerst ergens anders naar toe, zodat ze niet weten waar ik woon'. Hij informeert of ik het begrepen heb. Ik knik, mij erover verbazend dat hij aan deze transactie hooguit 20 roebel heeft overgehouden.