Hollandse kost

Na 2 maanden in Rusland begin ik visioenen over drop en kroketten te ontwikkelen. Dit wordt nog eens versterkt door het boek dat ik aan het lezen ben. De Paddestoelenplukker van Zinik handelt over een Russische emigrant die zijn aanvankelijke fascinatie voor de westerse keuken heeft ingeruild voor een diep verlangen naar het voedsel van zijn moederland.

Ik heb besloten vandaag patat te gaan maken. Een heikel puntje is dat onze frituur het, al maanden voordat we vertrokken, heeft begeven. Geen nood stelt Natasha, patat kun je ook in de oven bereiden. Ik schil aardappelen, droog ze secuur met een theedoek en snij ze als echte patat. Omdat de patatjes niet voorgebakken zijn, besluit ik elk frietje nog eens in drieën te snijden. De oven is inmiddels opgewarmd. Ik smeer de ovenplaat in met zonnebloemolie en spreid de mini-frietjes uit, om het allemaal nog heerlijker te maken voeg ik stukjes spek toe.

Ondertussen maak ik sla en bak ik varkenslapjes. Van tijd tot tijd open ik oven en kijk smachtend naar de frietjes. Ik draai de plaat een paar keer omdat de frietjes aan de ene kant al beetje zwart worden, terwijl ze aan andere kant ogenschijnlijk nog rauw zijn. Na ruim een uur is het zover. De meeste frietjes zijn mooi licht bruin. Ik proef er eentje, het kraakt als chips, ik had ze beter toch niet zo dun moeten snijden. De mayo en de zout staan op tafel, het feest kan beginnen.

Gulzig werk ik de uitgedroogde frietjes en de verschrompelde spekjes naar binnen. Na enige minuten voel ik iets raars in mijn maag. Natasha en Kolja, die ik geen spekjes heb opschept, hebben nergens last van. Ik prik een spekje aan mijn vork en ruik. Het volstaat te zeggen dat ik me tot de volgende avond beroerd gevoeld heb. Ik ben voorlopig genezen van mijn verlangen naar nederlands voedsel, ik eet voortaan wel wat de pot schaft. Om het genezingsproces te bespoedigen heb ik een thriller van Tomas Ross uit de kast gepakt.