Opstaan

Als je acht jaar lang maandag tot en met vrijdag gewend bent om om zeven uur op te staan, verleer je dat niet zomaar. Toen ik mijn vaste betrekking als ambtenaar vaarwel zei, had ik verwacht dat ik binnen drie manden mijn ritme steeds verder in de richting van de middag en de avond zou gaan verschuiven en dat de ochtend als extentie van de nacht zou gaan fungeren. Als een vakantie die nooit meer overgaat, de zon is verdwenen, de terrasjes zijn afgebroken en in schuur gezet. Vooralsnog heb ik het bij het verkeerde eind. Nu wordt dit ook door de omstandigheden in de hand gewerkt. Kolja gaat alweer vier maanden naar de kleuterschool en Natasha staat alleen vroeg op als ze er een echte goede reden heeft, werk dus.

Vroeger, vooral in mijn studententijd, was ik er trots op als ik vroeg kon staan. Tegenwoordig vraagt mijn lichaam er gewoon om. Ik heb het divers keren uitgetest en het resultaat is altijd het zelfde, als ik doordeweeks blijf liggen, wordt ik naderhand met een fikse kater wakker, zonder dat hier enige alcoholconsumptie aan vooraf gegaan is. Zaterdag en zondag kan ik wel ongestraft tot half negen, negen uur blijven liggen.

's Ochtends vroeg voel ik me trouwens niet erg fit, ik heb een half uurtje nodig om een beetje aanspreekbaar te worden. Meestal heb ik ook iets te weinig geslapen, omdat ik graag tot twee 's nachts mag lezen, pas als de letters gaan dansen of mijn ogen voortdurend dicht gaan, doe ik het licht uit. Daarom doe ik graag in de vroege avond een hazeslaapje. Net als in Holland begin ik de dag met een kopje Nescafé en een boterham. Vroeger nam ik een snelle douche deed wat veredelde rek en strekoefeningen, liep over de Coolhavenbrug naar metrostation Coolhaven en las de Metro in de metro. Op kantoor zette ik koffie en bracht dertig minuten tot een uur met andere ontwakende collega's door. De gesprekken gingen, behalve de vakidiotie (de minister heeft dit gezegd, de wethouder heeft ons agendapunt doorgeschoven en we hebben weer eens ruzie met Rijkswaterstaat en de Provincie), over het weer, voetbal en persoonlijke interesses.

Tegenwoordig krijg ik de waterval van Kolja over me heen, dat is heel minder voorspelbaar. Nadat ik hem weggebracht heb begin ik met bellen, schrijven of lezen of ga door naar een afspraak in de stad. De computer staat in de slaapkamer, dus die is nog niet beschikbaar. Na enkele maanden heb ik een vast patroon ontwikkeld, de enige onderbreking was toen Natasha enkele weken ging werken. Alles stond op zijn kop. Ineens kon ik niet meer alleen ontbijten, Kolja wilde trouwens persé tegelijk met zijn moeder op staan, dus mijn rust was dubbel vernietigd. Als ik eenmaal wakker ben ben ik tot een uur of half één helder en fantasierijk, daarna zak ik geleidelijk af in het moeras van de dag, zie het betrekkelijke van mijn mooie, edoch onuitvoerbare plannen in, misschien dat het morgen beter gaat.